Iemand ging eens na in een encyclopedie hoeveel ruimte men besteedde aan de beschrijving van diverse onderwerpen. Hij vond dat er 9 kolommen gewijd waren aan de beschrijving van Jezus van Nazareth en ook 9 aan de beschrijving van diverse geweren. De beschrijving van juwelen besloeg 14 kolommen en aan die van versieringen als veters, tressen, enz. waren niet minder dan 21 kolommen besteed.
In encyclopedieën gaat dat zo, maar het is wel tekenend voor de interesses van de mensen in het algemeen. Ze hebben aandacht voor de meest onmogelijke zaken, maar voor de Here Jezus wordt nauwelijks plaats ingeruimd. Aan tierlantijnen wordt meer plaats gegund dan aan Hem.
Dat er weinig woorden aan Jezus Christus worden best eed, is op zichzelf nog niet zo erg, als het maar de goede woorden zijn. Een van Zijn volgelingen heeft eens tegen Hem gezegd: ‘U bent de Christus, de Zoon van de levende God’ (Mattheüs 16 vers 16). Dat getuigenis zegt meer dan een boekdeel. God Zelf heeft de kern van de boodschap aangaande Zichzelf samengevat in de bekende woorden:
‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebben’ (Johannes 3: vers 16).
Dat zijn nog geen dertig woorden, maar ze zijn terecht het evangelie in een notendop genoemd.
Laten we ons eens afvragen welke ruimte wij voor Jezus Christus hebben in ons leven. Helemaal geen plaats? Of negen kolommen voor de Heer en negen voor het geweer? Moet er misschien grote schoonmaak in ons hart plaatsvinden om inderdaad voor Jezus plaats te kunnen maken? Zit ons leven zo vol met onbenulligheden, om maar niet te zeggen met zonden, dat Hij er niet eens bij kan, als we niet eerst opruiming hebben gehouden?
Bij de apostel Paulus vond er zo’n opruiming plaats toen hij, de Heer Jezus als zijn Heiland leerde kennen. Hij gooide alles waarop hij vroeger prat ging, overboord. Zijn afkomst, zijn uiterlijke vroomheid, zijn godsdienstige ijver voor een vormendienst en noem maar op. Hij hield grote schoonmaak en kon daarna van Jezus van Nazareth zeggen:
‘Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik… door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven’ (Galaten 2 vers 20).
Kunnen wij dat ook zeggen?