Mattheüs 18:18 – Ook voor foutieve beslissingen?
WE GAAN IN DIT ARTIKEL VERDER MET DE BESPREKING VAN DE BELANGRIJKE vraag of Matth.18: 18 ook geldt voor ‘foutieve’ beslissingen. Natuurlijk gaat de Schrift er niet van uit dat we foute besluiten zouden nemen, maar de praktijk leert dat dit bij tijd en wijle toch voorkomt. En wat dan? Wordt zo’n beslissing dan ook in de hemel erkend? Er zijn gelovigen, die dit onmogelijk achten. Zij stellen het volgende:
a. God kan geen foutieve besluiten erkennen.
b. In vers 20 staat een voorwaarde, namelijk dat men vergaderd moet zijn (geworden) in de naam van de Heer Jezus. Alleen dan is Hij in het midden. Maar dan ook wordt er gehandeld in afhankelijkheid van Hem en zijn de besluiten ook vanzelfsprékend goed.
c. Dit vergaderd worden is een werk van Gods Geest. Wij kunnen dat niet zelf doen. Het is dan ook pure hoogmoed te zeggen, dat men zich in de naam van de Heer Jezus vergadert.
Het eerste van deze drie punten hebben we al besproken. We hebben gezien, dat God een foutieve huwelijksverbinding wel degelijk bekrachtigt. Hetzelfde geldt voor een foutieve verbondssluiting; verwezen is naar Jozua en de Gibeonieten. En het gezag dat God aan ouders geeft, houdt beslissingsbevoegdheid in, maar daarin zijn de ouders zeker niet onfeilbaar. De kinderen zijn echter gebonden hun ouders te gehoorzamen. Vergelijk hierbij 1 Petr. 2: 18, waar de huisknechten opgeroepen worden ook aan verkeerde meesters te gehoorzamen. We willen dan nu aandacht besteden aan de twee overige punten.
Vergaderd in de naam van de Heer Jezus
Daarbij gaat het om de vraag wat ‘vergaderd zijn (geworden) in de naam van de Heer Jezus’ inhoudt. Hierbij hebben we te waken voor twee uitersten. Het ene is hierboven weergegeven: het komt er op neer, dat vergaderd zijn in de naam van de Heer Jezus een zo subtiele, subjektieve zaak is, dat je er nooit greep op hebt (subjectivisme). Het andere uiterste is, dat men het vergaderd zijn in de naam van de Heer Jezus verbindt aan het gebruik van een bepaalde formule (objectivisme). Het wordt dan als het ware een kwestie van het bordje bij de voordeur van het lokaal.
Vergaderd zijn in de naam van de Heer Jezus betekent echter, dat zijn naam, zijn persoon aan dit vergaderd-zijn verbonden is. Het vergaderd zijn vindt zijn kernpunt in die naam. Dit houdt in, dat het vergaderd zijn in overeenstemming is met de gedachten van de Heer. Wanneer we een profeet ontvangen in de naam van een profeet (Matth. 10 : 41) betekent dat, dat hij zegt een profeet te zijn, dat wij dat accepteren en dat we hem als zodanig ontvangen. Zie voor dezelfde uitdrukking ‘in de naam van’: Matth. 28: 19; Joh. 2: 23; 3: 18; Hand. 8: 16; 19: 5; 1 Kor. 1: 13,15.
Dopen in de naam van de Heer Jezus onderscheidt deze doop van elke andere doop, o.a. van die van Johannes. Als Paulus in zijn eigen naam gedoopt had, dan was dat de doop van Paulus geworden, dan was zijn persoon ermee verbonden. En dat houdt in dat zijn autoriteit eraan verbonden zou zijn. Vergaderd zijn in de naam van de Heer Jezus houdt in dat zijn naam, zijn persoon er mee verbonden is. Daardoor wordt dit vergaderd-zijn gekenmerkt in tegenstelling tot elk ander vergaderd-zijn. Maar dat betekent ook dat dit samenzijn aan zijn gedachten moet beantwoorden!
Als u samenkomt
Het is duidelijk dat vers 20 van Matth.18 niet slechts terugslaat op vers 19, maar ook op vers 18 en de direkt daaraan voorafgaande verzen. Anders gezegd: vers 20 mag niet gelicht worden uit de totale samenhang van dit gedeelte dat spreekt over tucht in de Gemeente. Het vergaderd zijn in de naam van de Heer Jezus is dan ook precies hetzelfde als het vergaderd zijn ‘als Gemeente’ (let wel: als Gemeente van God) waarover de apostel Paulus in 1 Kor. 11: 18vv.; 14: 23 spreekt. Dit vergaderd zijn is niet het vergaderd zijn van enkele individuele gelovigen, die besluiten eens een keer bij elkaar te komen. Nee, het is het ‘officiële’ door Christus vergaderd-zijn van zijn Gemeente.
Dat samenzijn heeft bepaalde kenmerken. In de Schrift wordt de Gemeente voorgesteld onder twee beelden, die onlosmakelijk verbonden zijn met de grondslag en de wijze van vergaderd-zijn. Dat zijn de beelden als Lichaam van Christus en als Huis van God. In het kader van dit artikel is het niet doenlijk alle kenmerken van deze beide begrippen te behandelen; ik verwijs daartoe naar mijn boek ‘De Gemeente, ontstaan, bestaan en voortbestaan van de Kerk’. Vergaderd zijn in de naam van de Heer Jezus is niet een vergaderd-zijn, dat wij uitgedacht hebben. Het is een vergaderd-zijn zoals de Heer dat wenst, waar Hij achter kan staan, waar Hij zijn aanwezigheid en gezag aan kan verbinden. Voor zo’n vergaderd-zijn heeft Hij de beginselen in zijn Woord vastgelegd, waarvan we hier slechts een klein overzicht geven:
Lichaam van Christus:
- Vergaderd in de erkenning van het gezag van het Hoofd van het lichaam (Er. 2: 22; 4: 15v.; Kol. 2: 19).
- Vergaderd op de grondslag van de eenheid van het lichaam, d.w.z. met alle ware leden van het lichaam – voor zover ze willen komen en niet verontreinigd zijn – en niet méér dan hen (1 Kor. 10: 14-21).
- Vergaderd in de mogelijkheid van de vrije uitoefening van de gaven die aan het lichaam geschonken zijn (Rom. 12: 4-8; 1 Kor. 12; Ef. 4: 7-14).
Huis van God:
- Vergaderd onder de vrije werkzaamheid van Hem die in Gods huis woont: de Heilige Geest (1 Kor. 3: 16; 2 Kor. 6: 16; Ef. 2: 22).
- Vergaderd bovenal tot priesterdienst onder de leiding van de grote Priester, de Zoon over Gods huis (Hebr. 3: 6; 10: 19-22; 1 Petr. 2: 5).
- Vergaderd met handhaving van tucht en orde (1 Kor. 3: 10-17; 2 Kor. 6: 14-18; 1 Tim. 3: 15; 2 Tim. 2: 19-22; 1 Petr. 4: 17).
Het gaat dus niet om een mystieke, subjektieve zaak: nu zijn we vergaderd in de naam van de Heer, want nu zijn we echt afhankelijk van Hem en goed geestelijk gezind. Nee, het is een kwestie van vergaderen als lichaam van Christus en als huis van God.
De kenmerken van het Lichaam en van het Huis zijn bepalend voor ons samenzijn. We houden principieel rekening met de rechten van de Heer als Hoofd over zijn Lichaam en als Zoon over Gods huis. Maar het is evenmin een kwestie van het naambordje, in de zin van: wij zijn keurig vergaderd op de grondslag die God aangeeft en dan kunnen we verder doen wat we zelf willen. Als de formule maar klopt, klopt het procedé ook wel. Nee, we zullen ons terdege aan de beginselen van het Lichaam en van het Huis moeten houden, en dit steeds weer toetsen.
Vergaderd zijn geworden
Aan het vergaderen zoals hierboven aangegeven zitten twee kanten, net als bijvoorbeeld aan de bekering. Enerzijds is bekering een zaak van God. Hij moet door zijn Woord en zijn Geest ons hart bewerken. Anderzijds echter zijn wij verantwoordelijk ons te bekeren. Hetzelfde geldt voor ‘geloven’. Enerzijds is geloof een gave van God, anderzijds worden wij opgeroepen te geloven. Zo is het vergaderd-zijn in de Naam van de Heer Jezus enerzijds een zaak van God en van de Heer Jezus: Gód heeft het samenkomen van de gelovigen ingesteld en het is de beslissing van de Heer wanneer het Hem behaagt in ons midden te zijn. Anderzijds heeft God in zijn Woord de kenmerken van zo’n samenzijn aangegeven en zijn wij geroepen zo samen te komen dat wij aan die voorwaarden voldoen; alleen als dat het geval is, mogen we ermee rekenen dat de Heer in ons midden is.
Maar nu gaan we nog een stap verder, want aan deze voorwaarden zitten ook weer twee kanten: (a) de formele grondslag van het vergaderd-zijn; deze grondslag heeft God gegeven en daaraan hebben wij ons te houden; en (b) de morele kant: onze goede gezindheid van afhankelijkheid en gehoorzaamheid.
Deze twee kunnen haaks op elkaar staan. Zo waren er in de dagen van de Heer discipelen die in een zeer goede gezindheid Hem dienden door het evangelie te verkondigen en demonen uit te drijven, maar ze deden het niet op de juiste ’grondslag’, nl. door de Heer na te volgen (Mark. 9: 38-41). Ook vandaag zijn er veel gelovigen die in een goede gezindheid de Heer dienen, maar helaas toch niet samenkomen op de grondslag die Hij in zijn Woord heeft aangegeven.
Het omgekeerde kwam ook voor. Zo hadden de Farizeeën zich gesteld op de stoel van Mozes (formele kant), maar met hun leven loochenden ze wat de wet voorschreef (morele kant). Wanneer gelovigen uiterlijk correct samenkomen op de grondslag van de Schrift (aangegeven in de formele kenmerken van het Lichaam en het Huis), maar ze zich in de praktijk volkomen onafhankelijk van God en eigenzinnig opstellen, dan wordt de praktijk een aanfluiting van het beginsel. En zelfs al gaat het niet zó flagrant verkeerd, dan betekent het samenkomen in afhankelijkheid van de Heer op de grondslag die Hij gegeven heeft, nooit dat we onfeilbaar zijn, dat we vanzelfsprekend in een geestelijk goede gezindheid verkeren. Het betekent dus ook niet dat alle beslissingen die we nemen automatisch goed zijn. Er kan gebrek aan wijsheid zijn. Er kan, onbewust misschien, toch iets van onszelf een rol gaan spelen. Maar dat geeft ons nog niet het recht op grond daarvan een vergadering bij wijze van spreken af te schrijven of haar beslissingen naast ons neer te leggen.
We mogen zwakheid van een vergadering nooit misbruiken om de aard van het samenzijn als ‘vergaderd in de naam van de Heer’ te loochenen. We kunnen dat alleen doen als men principieel welbewust de grondslag van het vergaderen opgeeft of als men in de praktijk willens en wetens de beginselen met voeten treedt.
Hiermee moeten we echter voorzichtig zijn. De toestand in Korinthe was verre van ideaal toen Paulus zijn eerste brief aan deze Gemeente schreef. Toch erkent de apostel hun samenzijn als een vergaderd zijn ‘met de kracht van onze Heer Jezus’ (1 Kor. 5: 4). En hoewel er een Diotrefes aàn het werk was, erkent de apostel Johannes de Gemeente waar deze man opereert toch nog als Gemeente (3 Joh.: 10). Het punt is of een ‘vergadering’ op een verkeerde weg blijft volharden, nadat zij daarop gewezen is; en dat deden de Korinthiërs niet, want zij volgden Paulus’ aanwijzingen op. We kunnen dit zeggen: Besluiten door de Gemeente (de gelovigen vergaderd op de grondslag van de Schrift) genomen, worden door de hemel bekrachtigd. Dit betekent niet dat elk besluit onfeilbaar is. Mochten er vraagtekens bij een besluit gezet kunnen worden, dan moet er de gelegenheid zijn bezwaren te berde te brengen en openheid bij de betreffende vergadering om zich te laten corrigeren. Slechts wanneer besluiten heel duidelijk tegen de Schrift indruisen en we God meer moeten gehoorzamen dan mensen, zullen we direkt openlijk protesteren en het besluit negeren. Denk bijvoorbeeld aan het geval dat een vergadering een kleurling zou weigeren op grond van rassenscheiding of iets van vergelijkbare orde. In zo’n geval heeft men echter duidelijk de grondslag van de Schrift verlaten.