Is het u wel eens opgevallen dat als er van iemand iets goeds verteld wordt er altijd wel iemand is die een opmerking maakt die begint met het woordje ‘maar’ en dat er dan een negatieve belichting volgt?
Het lijkt wel of we het niet zo goed kunnen hebben dat die ander zo’n eind boven ons uitsteekt dat we toch ook iets minder goeds van hem willen opmerken.
Nu vinden we in de Bijbel het negatief gebruik van het woordje ‘maar’ ook wel, maar dan is het erg funktioneel. Ik denk aan de beschrijving van Naäman in 2 Kon. 5:1. Er wordt in dat vers een mooi getuigenis van deze veldheer gegeven, maar dan volgt er: ‘Maar hij was melaats’. Dat dient om de rest van het verhaal, namelijk zijn wonderlijke genezing door God duidelijk te maken.
Het omgekeerde komen we ook in de Bijbel tegen. Van Johannes de Doper zeggen de mensen: ‘Johannes deed wel geen enkel teken, maar al wat Johannes van deze zei, was waar’ (Joh. 10:41).
Natuurlijk komt het ook voor dat als er iets negatiefs van iemand wordt verteld er gelukkig ook wel iemand is die iets positiefs over die persoon opmerkt. Maar het andere komt m.i. vaker voor. Laten we bedacht zijn op een ‘positief maar’!