Niet bezorgd zijn
In verband met de zorg die we kunnen hebben voor hoe we aan eten, drinken en kleding moeten komen, heeft de Heer Jezus ons voorgehouden dat we ons daarover niet bezorgd moeten maken. We moeten wel zorgen voor ons eten, ons drinken en onze kleding, want het wordt ons in de regel niet thuis bezorgd, maar we moeten niet bezorgd zijn en twijfelen aan Gods goedheid en trouw. Dat is natuurlijk makkelijk gezegd hier in het “rijke westen”, maar je zult maar ergens in een arm derde wereldland wonen.
Toch geldt ook voor christenen daar dat ze niet bezorgd moeten zijn, ze moeten hun zorg op de Heer werpen, zoals 1 Pt 5:7 dat zegt. In de Statenvertaling wordt in dat vers voor “zorg” het woord “bekommernis: gebruikt. Dat is een ouderwets woord, maar het geeft precies de bedoeling weer. Wat onze kleding betreft verwijst de Heer in Mt. 5 naar de lelies. Ze groeien en daarbij arbeiden ze niet en spinnen ze niet maar ze zijn mooier bekleed dan de rijke koning Salomo destijds. Dat is de eerste les die we van de lelies en ook van andere bloemen kunnen leren.
De wereld zit vol met wonderen, maar we moeten onze ogen en oren open hebben om ze op te merken. Een Engels gedichtje luidt: “There is a lesson in each flower, a story in each stream and bower”
In het Nederlands loopt dit ongeveer als volgt: “Er zit een verhaal in elke bloem, in elk stroompje en elk plekje grond”. Laten we onze ogen ervoor open hebben.
Niet bevuild
Een volgende les die de lelie ons leert, is dat deze prachtige bloem opkomt uit een smerige, donkere grond. Als we in de tuin werken doen we dat vaak met handschoenen aan om onze handen niet vuil te krijgen. Werken we met blote handen dan moeten we ze daarna grondig wassen en vooral onze nagels schoonmaken. De lelie heeft daar echter geen last van er zit geen vuil aan haar bladeren of stengel en zeker niet aan haar bloem. God heeft de vieze grond omgetoverd in een prachtige bloem.
Wat kunnen we daarvan leren? De omstandigheden waaronder we leven zijn te vergelijken met de bruine, donkere aarde, maar God wil dat we opgroeien en goed, mooi en rein zijn. De wereld om ons heen zit vol met vuiligheid: egoisme, geldzucht, zedelijk kwaad. We hebben er dagelijks mee te maken, de media staan er vol van, de politie heeft er de handen vol aan. Toch hoeven we er niet door bezoedeld te worden. Ik denk daarbij aan de jonge Samuël: hij groeide op bij de hoererij die de zonen van Eli pleegden. Menselijkerwijs zou je zeggen: “Er komt van die jongen niets terecht”. Maar kijk eens wat een prachtig knaap dat werd. Een jonge man die de Heer kon gebruiken om zijn woord te spreken. Fantastisch toch! God bewerkte dat, maar Samuël was er zelf bij en ontwikkelde zich zo.
Waar dan ook
Van de lelie en van veel andere bloemen kunnen we een derde les leren, namelijk dat ze groeien in de tuin van rijke mensen en van arme sloebers. Ze groeien in een prachtig bloembed, maar ook in de berm van de weg.
Ze groeien ergens verscholen waar ze niet gezien worden en ze spreiden hun pracht ten toon in een kwekerij waar ieder ze bewondert. Bloemen zijn tevreden met de plaats waar ze groeien.
De les voor ons is dat God ons wil gebruiken om op de plaats waar we leven, wonen en werken iets te betekenen voor onze omgeving, God kan mensen tot christenen vormen in de binnenlanden van Afrika en in het rijke Amerika.
Gericht naar de zon
Een kenmerk van bloemen en dat geldt ook voor de lelies dat ze goede maatjes zijn met de zon. Ze draaien als het ware met de zon mee. Hun schoonheid hebben ze mee aan de zon te danken. Zo geldt voor ons christenen deze les dat we gericht moeten zijn op Christus . Als we zien naar Hem, als we in zijn licht leven en zijn nabijheid zoeken dan groeien en bloeien wij net als de bloemen en als al het aardse voorbij gaat dan plant God ons over in zijn hemelse tuin. Prachtig vooruitzicht.
Alles goed en wel, maar…
Nu kan iemand van dit leliepraatje zeggen: ”Dat is allemaal goed en wel maar er zijn toch ook christenen die helemaal niet op een lelie lijken, het zijn eerder brandnetels of giftige paddestoelen”. Zo iemand heeft gelijk en wat moet je daar nu op zeggen? Ten eerste moeten we bedenken dat het niet alles goud is wat er blinkt. een bekend gezegde in dit opzicht luidt: als er geen goed geld was, zou er ook geen vals geld gemaakt worden. Er zijn mensen die zich uitgeven voor christen maar het in werkelijkheid , in hun hart, het niet zijn. Ze hebben zich nooit als verloren, schuldige zondaar tot God gewend en geloofd in Jezus Christus als hun Heiland en Heer. Jezus is hun Meester niet, ze leven voor zichzelf onder het mom van christen te zijn. Ze zijn in feite een aanfluiting voor Christus. Nu kan een brandnetel niet veranderen in een lelie, maar God kan zulke geestelijke “brandnetels” wel tot inkeer laten komen en ze transformeren in geestelijke “lelies”. De voorbeelden ervan lezen we in de Bijbel en we komen ze tegen in de praktijk van het leven.
Ten tweede kunnen echter christenen wat hun praktisch leven betreft in de fout gaan. We zien een voorbeeld daarvan in David die de man naar Gods hart genoemd wordt, maar die zich als een geestelijke brandnetel” gedroeg in de geschiedenis van Bathseba. Deze koning kwam evenwel tot inkeer, hij beleed zijn schuld en God waste hem weer schoon. Zo kunnen lelies in bepaalde gevallen toch besmeurd worden met drek als er een storm opsteekt die ze met de vieze grond besmeurt, maar dan komt er een zacht regentje dat de bladeren van de bloem weer schoon spoelt. Dat zien we als het ware bij mensen gebeuren die de Bijbel ons voorhoudt, maar ook in het praktisch leven komen we dat tegen.
Een heel belangrijke tekst in dit opzicht is:
Maar de Heer is trouw die u zal versterken en bewaren voor de boze (2 Th. 3:3)
Dat is Gods kant van de zaak en voor ons geldt de opdracht:
Reine en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader is dit …
zichzelf onbesmet van de wereld te bewaren (Jk 1:27).