God zegende de zevende dag en heiligde die Gn 2:3
In Gn 2:3 lezen we nadere bijzonderheden over de zevende dag. Er staat dat God die dag zegende en heiligde. Zegenen betekent (a) iets goeds zeggen van iets of iemand, (b) iemand iets goeds toewensen, (c) iemand iets goeds toezeggen.
Hier betekent het dat God goede dingen over die dag zegt en daarmee die dag een bijzonder karakter geeft. Dat komt ook uit in het woord heiligen. Letterlijk betekent dat ‘apart zetten’,’een bijzonder karakter’ geven. In Ezech 20:12 staat deze verklaring:’Ook gaf Ik hun mijn sabbatten als een teken tussen Mij en hen.
In het Nieuwe Testament wordt de nadruk gelegd op de eerste dag van de week, de zondag en wel als volgt:
a) Op die dag stond Christus op (Mk 16:9);
b) Ook verscheen Hij op die dag Hij te midden van de discipelen (Jh 20:19, 26),;
c) Op die dag brak men het brood, dat wil zeggen: vierde men het avondmaal (Hd 20: 7).
d) Ook Paulus erkent het bijzonder karakter van de eerste dag van de week door te bepalen dat men het geld voor een kollekte op die dag moest klaarleggen of afzonderen (1 Ko 16:2).
Vandaar dus dat we de zondag vieren. We houden die niet als een wettische sabbat, maar als de dag aan de Heer gewijd. Er is namelijk alle reden om de uitdrukking ‘des Heren dag’ in Op 1:10 niet te laten slaan op de toekomstige ‘Dag des Heren’, maar op de zondag. De volgorde van de woorden is namelijk omgekeerd en dit is de enige plaats waar dat het geval is.