1 Zijn God-zijn komt uit in de term ‘zijn geliefde Zoon’ vs 13
2 Zijn Mens-zijn komt uit in de woorden ‘het lichaam van zijn vlees’ vs 22
3 Zijn eeuwig bestaan volgt uit de uitdrukking ‘Hij is voor alle dingen’ vs 17
4 Zijn superioriteit zien we in de term ‘opdat Hij in alle de eerste plaats inneemt’ vs 18
5 Zijn scheppingsmacht zien we in ‘in Hem zijn alle dingen geschapen’ vs 16
6 Zijn bron van kracht komt uit in ‘de hele Volheid woont in Hem’ vs 19