Van elk bijbelgedeelte kun je wat leren. Dat geldt ook van Mk 10:46-52. Het gaat over een man die door het volgende wordt gekenmerkt:
Zijn toestand
- Hij was blind. De Bijbel zegt van ons als zondaars dat we blind zijn. Van de farizeeën zegt de Heer dat ze blinde leidslieden van blinden zijn.(Mt 15:14; 23:24). In de meest erge blindheid verkeert de zondaar als hij meent te kunnen zien (vgl Jh 9:40,42);
- Hij was arm, want hij ‘zat te bedelen langs de weg. Ook dat kenmerk is op de zondaar van toepassing. Van de hoogmoedige gemeenteleden van Laodicea geeft de Heer als typering dat ze zijn: arm en blind en naakt; (Op 3:17)
Zijn gebed
- Dat was een dringend gebed.. Als de mensen hem het zwijgen willen opleggen riep hij des te meer om hulp..
- Zijn gebed betrof een concrete zaak. Hij vroeg om beterschap zodat hij weer kon zien. Zijn gebed was niet vaag.
- Zijn gebed was persoonlijk. Het eerste gebed van een zondaar moet zijn: “O God, wees mij zondaar genadig”. Het heeft geen zin voor anderen te bidden als je dat gebed voor jezelf niet gebeden hebt en de uitredding van God hebt ondervonden.
Zijn zegeningen
- De Heer Jezus riep hem bij Zich.
- Hij werd bemoedigd door de mensen met de woorden:”Heb goede moed, sta op, Hij roept u”.
- Hij wierp alles wat hem kon hinderen van zich af en ging naar de Heiland toe enwerd gered:, hij ontving het heil voor zijn lichaam en zijn ziel. ”Uw geloof heeft u behouden”.
Zijn loopbaan, deze is in drieën te verdelen:
- Hij kwam tot Jezus,
- hij had geloof,
- hij volgde Hem op de weg.
Van deze blinde Bartimeüs kunnen we best wat leren!