1 De woonplaats van de gelovige.
a) Hij is gezeten in de schuil[plaats van de Allerhoogste vs 1
b) Hij vernacht in de schaduw van de Almachtige vs 1
2 Veiligheid verzekerd.
Hij is onze toevlucht en onze vesting vs 2,4,9
Hij is de God op Wie wij vertrouwen vs 2
3 Hij redt ons uit de strik die vijanden ons spannen, Hij bewaart ons voor de pest. Dat laatste mogen we ook geestelijk toepassen vs 3
4 Wij behoeven geen angst te hebben: niet in de nacht, niet overdag vs 5
5 Gods engelen beschermen ons. Dat geldt in het bijzonder Jezus Christus als Mens vs 11, zie Mt 4:6
6 Ook wij mogen God liefhebben en op zijn bevrijding rekenen vs 14-16