De knecht die kon luisteren > ‘spreek Heer, want uw knecht hoort’ 1 Sm 3:9
De nederige dienstknecht > hij opent de deuren van de tempel 1 Sm 3:15
De bereidwillige dienstknecht > ‘hier ben ik’ 1 Sm 3:16
De betrouwbare dienstknecht > ‘zonder iets voor hem te verzwijgen’ 1 Sm 3:18
De dienstknecht die voortgang maakt > ‘Samuël groeide op’ 1 Sm 3:19
De gezegende dienstknecht > ‘de Heer was met hem’ 1 Sm 3:19
De krachtige dienstknecht > ‘geen van zijn woorden vielen ter aarde’ Sm 3:19
De erkende dienstknecht > ‘ heel Israël erkende hem’ 1 Sm 3:20