- is het begin of het beginsel van de wijsheid (Spr. 1:7; 9:10). Het vrezen van de Heer is de voorwaarde om wijsheid te kunnen bezitten. Met vreze des Heren begint het. Of: heel de wijsheid wordt beheerst door het beginsel van wijsheid. Wie dat beginsel niet kent, kan geen wijsheid verwerven.
- is te haten het kwade (Spr. 8:13; 16:6). De heilige God respecteren en het kwade doen gaat namelijk niet samen.
- vermeerdert de dagen (Spr. 10:27). Op het vrezen van de Heer rust een bijzondere zegen, net zo als op het eren van vader en moeder (Ex. 20:12). Was dat voor de Israëliet een lang leven, voor ons betekent het een gelukkig leven in groeiende gemeenschap met de Heer.
- schenkt een sterk vertrouwen (Spr. 14:26). We weten dat we altijd bij de Heer terecht kunnen en door Hem bewaard worden.
- is een springader des levens (Spr. 14:27; 19:23). Het is een bron van geestelijk leven. Bewerkt een leven van verzadiging in de gunst van de HHeer.
- is beter dan een grote schat met onrust( Spr. 15:16). Aards bezit schenkt geen ware rust. Bij God en bij Christus is de ware rust te vinden.
- is de tucht der wijsheid (Spr. 15:33). De wijsheid houdt de mens door de vreze des Heren in toom.
- heeft samen met de nederigheid als loon: rijkdom en eer en leven (Spr. 22:4). God laat niet onbeloond hen die Hem respecteren en met zijn wil rekening houden.
Daarom moeten we de vreze des Heren kiezen (Spr. 1:29). We zullen die verstaan (Spr. 2:5). In die vreze zullen we verblijven (Spr. 23:17)