1 Uitnodiging
Er is een uitnodiging gelegen in het woord: Kom. vs 1
Die uitnodiging geldt
a hen die “dorstig zijn” – ‘o. alle dorstigen’ vs 1
b “zij die geen geld hebben vs 1
c iedereen “allen” vs 1
2 Overweging
Waarom weegt ge geld af voor wat geen brood is vs 2
3 Opwekking
a Hoort vs 2
b Aandachtig vs 2
c Naar Mij vs 2
d Mat welk resultaat :’Opdat u het goede eet’ vs 2
‘Uw ziel zich in overvloed verlustigt. vs 2
4 Belofte
Ik zal met u een eeuwig verbond sluiten vs 3