1 Zijn instelling: gehoorzaam aan opdracht: Hij stond op en ging vs 27
2 Neemt zijn taak ernstig: Hij liep er snel heen vs 30
3 Hij heeft kennis en kan de kamerling onderwijs geven vs 30, 35
4 Hij predikt niet een religie, maar een persoon: Jezus vs 35
5 Hij ziet het geloof van de kamerling en doopt hem vs 38