Drie aspecten: De goede Herder > legt leven af > Joh. 10:11, 14
De grote Herder > uit dood teruggebracht > Hebr. 13:20
De overste Herder > verschijnt, deelt loon uit > 1 Petr. 5:4 (1 Petr. 2:25)
Dieven/rovers/wolven Huurlingen Goede Herders
Joh. 10:2, 8, 10, 12, 13, 14.
Wat doet de Herder
Hij kent de schapen bij naam Joh. 10:14, 27;
Hij legt zijn leven af, beschermt ze Joh. 10:11, 15, 17;
Hij zorgt voor goede weide > honger;
Hij zorgt voor water > dorst Ps. 23 en
Hij heelt zalft > olie > ziekte Ez. 34:13-16;
Hij leidt/corrigeert: stok, staf > weg, afwijking.
Schapen naast elkaar met wollen vacht… maar soms koppen tegen elkaar veel makke schapen in een hok… Fries gezegde: maar wilde nog meer springen op elkaar.
De Gemeente is een schaapskudde > plaats van zorg voor elkaar. We zijn schapen en herders tegelijk Oudsten > schapen, en ook herders > Zie 1 Petr. 5:1-4. Leven stellen voor elkaar > 1 Joh. 3:16.
Schapen contra schapen > Ez. 34:17-19
Zo moet het niet… Hoe dan wel.. Letten op elkaar tot…. aanvuring van liefde. Niemand in de kou laten staan > na samenkomst mensen opvangen.
Anekdote: Een westerling zag in het midden-oosten een man die een schaapskudde voor zich uitdreef. Hij merkte op: ‘Ik dacht dat hier de herders voor de schapen uitgaan?’ Dat is ook zo, zei de man, maar ik ben geen herder, ik ben een slager. Laten we herders zijn en geen slagers!