GODS WONEN TE MIDDEN VAN HET VOLK
a. ‘En zij zullen mij een heiligdom maken, en Ik zal in hun midden wonen’ (Ex. 25:8);
b. ‘En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk’ (Ex. 19:6), ‘Gij dan doe tot u naderen uw broeder Aäron en zijn zonen…. om voor Mij het priesterambt te bekleden’ (Ex. 28:1, vgl. 29:1; 40:2; Lev. 8), ‘Wanneer iemand onder u een offergave brengen wil… naar de ingang van de tent der samenkomst zal hij het brengen’ (Lev. 1:2, 3).
Inleiding
God > Adam > hof in Eden > woonde niet bij de nog zondeloze mens. Abraham > vriend van God (Jak. 2:2, 3) > geen woonplaats bij vader van Israël. Pas sprake van wonen van God bij mensen > bij volk Israël: God wilde wonen bij volk dat was:
- Gespaard voor het gericht > schuilend achter het bloed van het Paschalam;
- Bevrijd uit de macht van Farao en de slavernij’;
- Gescheiden van Egypte via de Schelfzee of Rode Zee;
- Nadat het volk gezondigd had > gouden kalf > Gods barmhartigheid ondervonden. Wet ontvangen > kennis van Gods wil > voorwaarden.
‘En zij zullen Mij een heiligdom maken… en Ik zal in hun midden wonen’ Ex. 25:8 Tabernakel > Latijnse woord ’tabernaculum’, dat is: ’tent’. Dit woord > ook de vertaling > Hebreeuws woord voor ‘woning’. Wat is het geweldig dat God bij mensen wil wonen. Dat wilde hij bij Israël Ex. 29:45. Dat wil Hij bij ons in deze tijd Matt. 18:20 en dat wil Hij ook in de toekomst bij de mensen. Openb. 21:3.
Toepassing op Gemeente de punten van de inleiding.
Typologische betekenis
a. ‘Dus bent u geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar u bent medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, opgebouwd op het fundament van apostelen en profeten, terwijl Jezus Christus Zelf hoeksteen is, in Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, opgroeit tot een heilige tempel in de Heer; in Wie ook u mee opgebouwd wordt tot een woonplaats van God in de Geest’ Ef. 2:19-22, vgl. 1 Kor. 3:16, 17; 1 Petr. 2:4, 5.
b. ‘En u wordt ook zelf als levende stenen gebouwd tot een geestelijk huis tot een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden te offeren, die voor God aangenaam zijn door Jezus Christus’. ‘U echter bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilige natie, een volk tot een eigendom’ 1 Petr. 2:4, 5, 9. God woont bij de gelovigen die gespaard zijn voor het gericht doordat hun Paschalam, Christus geslacht is 1 Kor. 5:7 die verlost zijn uit de macht van de Satan, die hen in slavernij hield Hebr. 2:14, vgl. Hand. 26:18 die gescheiden zijn van de wereld door de dood van Christus Kol. 2:20; vgl. Joh. 17:14).
Funktie Tabernakel
a. Woonplaats van God bij zijn volk;
b. Plaats van (bemiddelende) priesterlijke dienst van het volk schriftgegevens: zie boven punten a en b. Het Pascha toont hoe Israël bevrijd werd van het gericht. De Tabernakel laat zien hoe het verloste volk omgang met God kan hebben en Hem kan dienen volgens de regels die Hij geeft.
Voorrecht en verantwoordelijkheid
Voorrecht: omgang met God, zegen, uitredding, enz. – Lev. 26;
Verantwoordelijkheid: Gods geboden onderhouden;
Rekenen met zijn heiligheid ‘Heiligheid is uw huis tot sieraad’ Ps. 93:5;
Legerplaats: heilig Deut. 23:14;
Zie voor ons 2 Kor. 6:14-7:1 als ook Titus 2:11-15.
Toekomstperspectief
‘En ik hoorde een luide stem vanuit de troon zeggen: Zie de tabernakel van God is bij de mensen, en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn , hun God’ Openb. 21:3 ‘En de troon van God en van het Lam zal daarin zijn en zijn slaven zullen Hem dienen’ Op 22:3.