1 Vergelijking als mens naar menselijk oordeel valt in het voordeel van Ezau uit. Ezau ruw, maar je weet wat je aan hem hebt Jakob zo glad als een aal. Als je hem een hand gaf moest je daarna tellen of je al je vingers nog wel had God oordeelt echter anders, wat leeft er geestelijk bij Jakob > stelt beloften van God op prijs
2 Fout bij de ouders? > elk hun eigen ‘lievelingetje”. Geen oog voor hun fouten, geen correctie in de opvoeding. Jacob een aardje naar zijn moeder.
3 Jacob kan niet wachten op wat God bewerkt, Hij zal het wel doen en hij loopt God voor de voeten.
a bij geboorte Ezau’s hiel vast, hij wil de eerste zijn.
b ontfutselt Ezau diens eerstgeboorterecht (Gen. 25:29). Maakt misbruik van Ezau’s conditie of situatie
c ontsteelt Ezau de vaderlijke zegen (Gen. 27:1-40) Puur bedrog
I) Izaäk geen acht op Gods woord; leeft nog meer dan twintig jaar.
2) Rebekka heeft Jacob niet meer terug gezien
4 Naar en bij Laban Jacob moet vluchten en als vreemdeling leven in Haran (Gen. 27:41v)
Toch verlaat God hem niet-Bethel Gen. 28. maar.”als Gij.”
Bedrogen door Laban-nu -oudste voor de jongste (Gen. 29:15)!
Wat een huwelijksleven, bigamie (Gen. 29:31-30:24)
Loon tienmaal veranderd (Gen. 31:41). Stokken.
Moet vluchtend zien weg te komen. Bij feest. (God blijft met hem-Gen. 31:29,42)
5 Op terugweg. Angst om Ezau te ontmoeten- (Gen. 32). Gezantschappen.
Worsteling bij Pniël-eigen ik er aan (Gen. 32:22-32)
6 In het land Niet naar Bethel – Situatie met Dina-wraak van Simeon en Levi (Gen. 33:18 enz. Terug in Bethel (Gen. 35:1-15)
7 Gedrag van zijn kinderen Schanddaad van Ruben (Gen. 35:22)
Geschiedenis met Jozef-bokje- bedrog.
Juiste houding – Gen. 46 – juiste zegen over Efraïm en Manasse – profeet