Aan de hand van Psalm 40
1) De Psalmen geven weer wat er in het hart van de dichter leefde, daar en toen, maar dat dient heel vaak om weer te geven:
a. Wat er leefde en leven zal in het hart van het gelovig volksdeel, toen en later.
b. Wat er zou leven in het hart van Christus die Zich een maakt met zijn volk.
c. Wat er mag leven in ons hart als zijn discipelen in deze tijd.
2) David dankt voor uitredding in het verleden, roemt God om zijn grootheid en weldaden, wil God niet offeren zoals Saul, in ongehoorzaamheid 1 Sam. 15: 20-23 maar wil God in gehoorzame onderwerping aan Zijn woord dienen. Te midden van het volk wil hij Gods goedertierenheid en waarheid verkondigen.
3) Maar … hij kent zijn falen. Hij is hulpeloos. Vijanden omringen hem. Hij roept de Heer aan om hulp. Wekt allen die de Heer zoeken op om het heil lief te hebben en te zeggen: ‘de Here is groot’.
4) Maar… er is een hoger niveau. De psalm is MESSIAANS. Dat zeggen wij niet, maar God zelf in Zijn woord: Hebr. 10:1-10 vgl. ‘U onderzoekt de Schriften die zijn het die van Mij getuigen, vgl. Joh. 5:39; Luk. 24:44.
5) David is de man naar Gods hart, maar de Zoon van David stijgt daar ver boven uit. Hij zag zijn volk (en ook ons) in de hopeloze toestand Ps. 40:1-4. Hij verliet de hemel om Gods wil te doen, want al de offers in de oude bedeling konden niet redden. Hebr. 10.
Hij nam een lichaam aan, een lichaam waarin oren waren ‘gegraven’. Zie hoe hij als een leerling onderwijs aannam Jes. 50: 4-9. Kijk naar zijn dienst: ‘Mijn voedsel is dat ik de wil doe van Hem die Mij heeft gezonden’ Joh. 4:34. ‘Alles wat Die (de Vader) doet, doet ook de Zoon evenzo’ Joh. 5:19. ‘Omdat Ik niet mijn wil zoek, maar de wil van Hem die mij heeft gezonden’ Joh. 5:30. ‘Want Ik ben van de hemel neergedaald, niet opdat Ik mijn wil zou doen, Joh. 6:38 maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft.’
Die wil hield in dat Hij onze zonden op Zich nam ‘Hij is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de kruisdood’ Fil. 2:6-8.
‘Hij leerde gehoorzaamheid uit wat Hij geleden heeft’ Hebr. 5:7-10.
6) Voorbeeld voor ons:
- Wij kennen: ‘de gehoorzaamheid van het geloof’ Rom. 1:5; 15:18; 16:26.
- ‘Uitverkorenen ..door heiliging.. tot gehoorzaamheid..’ 1 Petr. 1:2.
- ‘Van harte gehoorzaam geworden..’ ..’ter kennis van allen’ Rom. 6:17; 16:19.
- ‘Of u in alles gehoorzaam bent’ 2 Kor. 2:9.
- ‘Kinderen van de gehoorzaamheid ….’ 1 Petr. 1:14.
- ‘Door het geloof gehoorzaamde Abraham’ Hebr. 11:8.
7) Wil van God doen
- ‘Ieder die de wil van God doet, is mijn..’ Mark. 3:35.
- ‘Opdat u beproeft wat de goede …… wil van God is’ Rom. 12:2.
- ‘Die de wil van God van harte doet’.
- ‘Is uw heiliging’ 1 Thes. 4:3.
- ‘Dankt in alles, want dat is de wil van God in Christus Jezus jegens u’ 1 Thes. 5:18.
- ‘Door goeddoen … de onwetendheid van dwaze mensen tot zwijgen brengt’.
- ‘Niet..te leven naar de begeerten van de mensen, maar naar de wil van God’ 1 Petr. 4:2.
De wereld gaat voorbij… maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid 1 Joh. 2:17.
De knecht in Jesaja
8) In Jesaja 41-53 wordt heel nadrukkelijk over de Knecht des Heren gesproken. Daarbij valt op: Israël is de knecht des Heren De Jezus Christus is de knecht des Heren zie ook Israël is de zoon De Heer Jezus is de Zoon Ex. 4:23; Hosea 11:1; Matt. 2:15. Israël is de wijnstok De Heer Jezus is de ware wijnstok Ps. 80:9; Jes. 5:1-7; Jer. 2:21. Ezech. 15 <> Joh. 15:1-9.
Jezus Christus vervult of herhaalt de geschiedenis van Israël.
- ‘Maar gij, Israël, mijn knecht, Jakob…’ Jes. 41:8-16. ‘Zie mijn knecht des Heren…’ Jes. 42:1-7, 19.
- ‘Gij zijt mijn knecht die Ik verkoren heb Jes. 43: 1-28.
- ‘Jakob mijn knecht en Israël die Ik verkoren heb..’ Jes. 44:1-5.
- ‘Denk hieraan Jakob: Israël, want gij zijt mijn knecht.. Ik heb u verlost’ Jes. 44:21-23.
- ‘De Here heeft zijn knecht Jakob verlost’ Jes. 48:20, 21. ‘Gij zijt mijn knecht… Ik stel u tot… Jes. 49:1-7; vgl. Hand. 13:47 ‘Wie hoort naar de stem van zijn knecht?’ Jes. 50:4-11. ‘Zie mijn knecht zal voorspoedig zijn …’ Jes. 52:13-53:12.