In vers 1 is sprake van de rechtvaardige als de man die drie dingen niet doet:
- hij wandelt niet in de raad van de goddelozen ;
- hij staat niet in de weg van de zondaars;
- hij zit niet in de kring van de spotters
Vers 2 zegt wat hij wel doet:
- hij heeft aan de wet van de Heer zijn welgevallen
- hij overpeinst die bij dag en bij nacht.
Vers 3 vertelt waaraan hij gelijk is:
- aan een boom geplant aan waterstromen;
- hij geeft zijn vrucht op zijn tijd
- zijn loof verwelkt niet;
- wat hij onderneemt gelukt.
vers 4-6 gaat over de goddelozen, zij:
- zijn als kaf dat de wind verstrooit;
- houden geen stand in het gericht;
- houden geen stand in de vergadering van de rechtvaardigen.
- hun weg vergaat
- zie het contrast met vers 1.
Er zijn drie stappen die leiden tot geestelijke duisternis en ondergang :
- geen acht slaan op Gods Woord > in de raad van de goddelozen is voor het woord geen plaats;
- vet verwerpen van Gods Woord > de zondaars verwerpen het woord wat hun weg betreft;
- het verachten/bespotten van Gods Woord > in de kring van de spotters wordt het woord veracht en bespot.