- Geloof: niet vaag: – zekerheid van wat men niet ziet (vs. 1).
- Beginpunt: erkennen van de Schepper d.m.v de schepping (vs. 2). Geloven dat Hij is en beloont (vs. 6).
- Noodzaak offer – zonder bloedstorting geen vergeving (vs. 4; 9:22).
- Zicht op opname – Henoch – wandel met God (vs. 6). Gen. 5:21, 24.
- Gered voor het oordeel – Noach – veilig in de ark (vs. 7) Gen. 6:9.
- Abraham; Izaäk; Jakob; Jozef): – roeping – gehoorzaamheid (vs. 8-23) – Oproep voor ons
Wandelt: waardig der roeping: Ef. 4:1.
Waardig het evangelie: Fil. 1:27.
Waardig de Heer: Kol. 1:10.
God waardig : 1 Thes. 1:10.
Vreemdelingschap – tent en altaar.
Erfgenaam
Onwankelbaar geloof – gerekend tot gerechtigheid – leven uit God.
Verlangen naar een beter, hemel vaderland. - Mozes: keuze voor het volk van God – konsekwentie > smaad; lijden: (24-28) zag op beloning. Lijden om der gerechtigheid: 1 Petr. 3:13, 14, 17. Lijden van Christus: 1 Petr. 4:13, 16,; 5:1.
- Volk: begrip: vooralsnog: 29-31
Bevrijding uit Egypte – wereld.
Bevrijding van de Farao – satan.
Bevrijding van slavernij – zonde.
Overwinning op alle machten de dood incluis. - Rachab: geloofsweg voor de diepstgevallene – genade.
- Wandel – in macht – uitredding: vs. 32-35 – In zwakheid – martelaren Toch God Dezelfde: vs. 36-38.
- Geloof nu blijven geloof, hoop en liefde.
Straks: GELOOF VERWISSELD IN AANSCHOUWEN