Betreft: Evolutietheorie
Vraag:
God heeft de wereld geschapen, maar dat kan toch d.m.v. evolutie geweest zijn? De evolutieleer is toch een aan zekerheid grenzend vermoeden?
Is deze gedachte te ondersteunen of te weerleggen met bijbelteksten? Kun je de evolutie vergelijken met het groeien van een zaadje?
Antwoord:
We leven in tegenstelling tot vijftig jaar geleden nu in een tijd, dat er onder de (niet-christelijke) wetenschappers steeds meer onzekerheid opkomt over de juistheid van de evolutietheorie. Al enkele jaren geleden is er een boek verschenen van Prof.dr. J.H. van den Berg getiteld ‘Koude rillingen over de rug van Darwin’ waarin de evolutietheorie zeker niet ‘een aan zekerheid grenzend vermoeden’ genoemd wordt. Integendeel de onwaarschijnlijkheid ervan wordt door deze professor in het licht gesteld o.a. wijst hij op de praktische onmogelijkheid hoe er ooit uit een gewone lichaamscel zich het oog heeft kunnen ontwikkelen.
Een andere bron van onzekerheid is het feit dat de zogenaamde missing links tussen diverse klassen en soorten van dieren nooit boven water (‘boven de grond’ beter gezegd) zijn gekomen. De aarde zou ontelbaar veel van die fossiele overgangsvormen moeten bevatten, maar men heeft ze nog steeds niet gevonden.
Een ander bezwaar tegen de evolutietheorie is de symbiose. We verstaan daaronder dat de ene diersoort voor zijn (voort)bestaan van de andere afhankelijk is. Zo is de zwanemossel afhankelijk van het bittervoorntje wat zijn verspreiding betreft en het bittervoorntje legt zijn eitjes in de kieuwholte van de mossel. Hoe kan dat als er honderdduizenden jaren verlopen zijn tussen het ontstaan van deze beide klassen van dieren? Nog sterker is dat het geval met de yucamot en de yucaplant. De mot legt zijn eitjes in de plant en de plant wordt bestoven door de mot. En beide hebben een cyclus van drie jaar wat bevruchting betreft.
Voor een christen is de evolutietheorie niet in de eerste plaats onaanvaardbaar om de praktische bezwaren, maar om het feit, dat ze in strijd is met de Bijbel. Het getuigenis van de Schrift luidt:
a. dat God door Zijn woord (Ps 33: 6; Gn.1: 3, 9 enz) de hele schepping in zes dagen (Ex 20:11) in aanzijn geroepen heeft. ‘Hij sprak en het was er’!
b. dat de mens niet gevormd is uit het dier, maar als een totaal afzonderlijke schepping in aanzijn is gebracht (Gn 2).
Heel de Schrift ondersteunt dat getuigenis en weerspreekt daarmee de evolutietheorie.
Jezus Christus en zijn discipelen spraken over het scheppen als een vaststaand gegeven en zij namen het Oude Testament zoals het er staat. Wij behoren hen daarin na te volgen. Hoe God precies de planten uit de aarde heeft doen komen, staat er niet. Voor ons kan het lijken alsof daar een lang proces van ontwikkeling voor nodig geweest is, maar voor Hem is één dag als duizend jaar, d.w.z. Hij kan in één dag meer doen dan wij in duizend jaar. Of Hij een dierlijk wezentje geschapen heeft en daaruit als een grondmodel de andere dieren heeft geformeerd weten we evenmin, maar Hij formeerde ze in één dag.
De vorming van een plant uit een zaadje is een heel ander proces dan evolutie. We zien daarbij geen overgang naar een totaal ander wezen. Uit een bepaald zaadje komt altijd dezelfde plant. De evolutionisten beweren echter dat de hogere vormen zich uit de lagere hebben ontwikkeld. Die grens is echter onoverschrijdbaar. Het mag kenmerkend heten dat twee zo verwante dieren als een paard en een ezel wel te kruisen zijn tot muilezels en muildieren, maar deze kunnen zich niet voortplanten, ze zijn onvruchtbaar. Daar zien we dat binnen eenzelfde klasse en soort zelfs al een onoverbrugbare kloof is en het onmogelijk blijkt om een nieuwe soort te telen die zich kan voortplanten.