Betreft: Kruis het oordeel voor alle mensen?
Vraag:
Waarom moeten we in 2 Ko 5: 21 het woordje ‘ons’ en in 1 Pt 2:24 het woordje ‘onze’ niet op alle mensen laten slaan?
Antwoord:
Wanneer we onder de ‘ons’ waarvan Christus de zonden op het kruis gedragen heeft (zie 1 Pt 2:24) alle mensen verstaan dan zou dat inhouden dat Christus voor die zonden schuldig geworden is en er de straf voor gedragen heeft. Dat betekent dan dat deze zonden ook werkelijk uitgedelgd zijn. Hoe kan God ze dan nog eens in rekening brengen aan hen, die het kruis van Christus verwerpen? God kan de zonden toch niet tweemaal oordelen: eerst aan Christus en dan nog eens aan de zondaar die weigert zich te bekeren?
Bovendien als Petrus spreekt over ‘onze zonden’ dan heeft hij de mensen op het oog aan wie hij schrijft en dat zijn christenen en niet de mensen in het algemeen.
Anderzijds zit je echter met het probleem, dat God alle mensen uitnodigt zich te bekeren en te geloven in Jezus Christus. Niemand is toch bij voorbaat door God van het heil uitgesloten.
Nu zou je kunnen stellen, dat Christus wel alle zonden geboet heeft, maar dat Hij de rekening om zo te zeggen aanbiedt aan hen, die niet geloofd hebben. Immers, God heeft het oordeel aan Zijn Zoon toevertrouwd. Dan zou Christus (niet God) om zo te zeggen een rechtszaak hebben met de onberouwelijke zondaar. Maar of deze ‘constructie’ juist is, is zeer de vraag. Je brengt dan eigenlijk een scheiding tussen de Zoon en de Vader aan in hun houding ten opzichte van de zondaar.
Maar heeft het kruis dan geen betekenis voor alle zondaren? Met die vraag blijf je zitten. Nu kunnen we zeggen, dat de kruisdood van Jezus Christus een veelvoudige betekenis heeft.
Ten eerste voor God
De mens heeft door zijn zonde God onteerd. Door Zijn leven en sterven heeft Jezus Christus, de volmaakte mens, God volmaakt geëerd. Om zo te zeggen heeft Christus God de eer teruggegeven, die wij mensen geroofd hadden. Christus heeft ook alle volmaaktheden van God laten uitkomen, Zijn liefde, heiligheid, gerechtigheid, barmhartigheid, enz. zijn door Christus geopenbaard.
Ten tweede voor de mensen
Enerzijds en zelfs in de eerste plaats is het offer van Christus tot verheerlijking van God geweest.
Maar dat offer voorziet ook in onze zondenood en doodsstaat. Christus kwam namelijk niet om te oordelen, maar om voor het volk Israël en voor de volken verzoening aan te brengen.
In 2 Ko 5:19 staat dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was. Let wel er staat niet dat Hij de wereld met Zichzelf verzoend heeft . Nee, God was bezig te verzoenen doordat Hij de mensen hun overtredingen (op dat moment) niet toerekende en ze dus (nog) niet oordeelde, terwijl Hij aan de apostelen het woord van de verzoening toevertrouwde. De oproep voor de mensen is dan ook:’Laat u met God verzoenen
Ten derde ten opzichte van de wereld
Dit werd hierboven al even aangestipt.
a. God kan nu zijn lankmoedigheid tonen. Hij is verheerlijkt door Christus en dat houdt in dat Hij ten opzichte van de wereld nog niet het oordeel brengt. En dit terwijl de wereld zonde op zonde stapelt. Dank aan de tijd van de zondvloed toen God op een bepaald moment ingreep en denk aan Sodom waar datzelfde gebeurde.
b. God laat nu het evangelie verkondigen en daarin komt de strekking van het kruiswerk naar voren. Zo zegt Jh .6: 51 dat Hij zijn ‘vlees’ zal geven voor het leven van de wereld. En Rm 2: 4, 5 spreekt over de lankmoedigheid van God die de mensen tot bekering wil leiden.
Vervolgens getuigt Rm .5:18,19 dat de gevolgen van één gerechtigheid zich uitstrekken tot alle mensen, de uitwerking zelf is echter voor hen die geloven. Vandaar dat het volgende vers over ‘velen’ spreekt en niet over ‘allen’.
Verder is er in 2 Ko 5:14,15 deze uitspraak ‘Indien één voor allen gestorven is, zo zijn allen gestorven’. De dood van Christus bewijst dat alle mensen in de dood liggen. Daarna vervolgt dit vers met ‘opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf leven, enz’. Daarmee is een deel van de ‘allen’ bedoeld. Namelijk zij die door geloof het leven ontvangen hebben.
Vervolgens verklaren teksten als 1 Tm 2:4; 2 Pt 3:9 dat God niet wil dat iemand verloren gaat. Gods opdracht om zich te bekeren geldt dan ook alle mensen (Hd 17: 30).
Heel duidelijk is ook de uitspraak in 1 Jh.2:1,2 dat Christus niet alleen het zoenoffer is voor onze zonden, maar voor de gehele wereld. Het offer strekt zich tot de hele wereld uit. Door het offer van Christus kan God zich met een boodschap van bekering en vergeving tot ieder mens in de wereld wenden.
We zien dan ook dat de evangelieprediking zoals die in het boek de Handelingen beschreven wordt zich uitstrekt tot alle volken (zie ook Lk 24:47; Mk 16:15;; 2 Tm .2:10).
Het werk van de Heer Jezus Christus zien we mooi voorgesteld in de beide bokken die op de Grote Verzoendag als verzoening dienst deden. De ene bok werd geslacht en het bloed werd op het verzoendeksel gesprenkeld. Op de andere bok werden de zonden van het volk gelegd en die werd de woestijn ingestuurd en droeg de zonden weg. Welnu het offer van Christus heeft dit effekt, dat Zijn bloed in het heiligdom is gebracht voor God en op grond daarvan kan God Zijn genade laten uitgaan tot de mensen, tot alle mensen. Maar het offer van Christus neemt alleen die zonden weg die op Hem gelegd zijn en dat zijn de zonden van ‘het volk van God’, niet die van de volken. Op ons overgebracht: het zijn de zonden van hen die zich bekeerd hebben en die tot het geestelijk volk van God behoren, die daadwerkelijk verzoend en weggedaan zijn.
Het offer van Christus heeft voor de wereld ook dit gevolg, dat Christus macht heeft over alle vlees en het recht heeft de wereld te oordelen (zie Jh 17:2; 5: 22, 23, 26, 27; Hd 17: 31).
Christus is de koopman uit de gelijkenis die een schat in een akker gevonden heeft en die niet slechts die schat zich verwerft, maar die de hele akker -d at is de wereld – koopt (Mt 13:44, verg.vs.38). De ongelovigen zijn ook door Hem gekocht (denk aan 2 Pt 2:1 en Judas:4). Alle mensen zijn gekocht, maar alleen de gelovigen zijn verlost.
Alle mensen zullen dan ook voor de rechterstoel van Christus moeten verschijnen en zullen Zijn macht moeten erkennen (Mt 25:31; Fp 2: 9,11).
Ten vierde voor de schepping
Niet alleen voor alle mensen heeft het kruis van Christus gevolgen, maar ook voor de schepping zelf, voor ‘alle dingen’. We lezen namelijk in Ko 1:19,20 dat alle dingen tot God zullen worden verzoend. Door de zonde van de mens is de aarde verontreinigd, door de zonde van satan en zijn engelen zijn de hemelen verontreinigd. Welnu, eenmaal zal Christus orde op zaken stellen zowel in de hemelen, als op aarde en zal er reiniging plaatsvinden. Dat begint met de hemelen, daarvan getuigt Op.12 (zie Lk 10:18). Satan en zijn machten zullen uit de hemel verwijderd worden en op aarde geworpen.
Vervolgens zal Christus op aarde verschijnen om deze te onderwerpen.