Maria – verering

Betreft: Verering van Maria

Vraag:

Als ex-katholiek zit ik met de verering van Maria. Volgens Lk 1:49 zullen alle geslachten haar toch zalig prijzen? Zij trad in Kana toch ook als voorspreekster op? Wat vindt u daarvan?

Antwoord:

Wat het verzoeningswerk betreft mag er niemand gesteld worden naast Jezus Christus. Er is niemand die aan dat werk ook maar iets kan toevoegen. Christus heeft het werk volbracht . We zijn gerechtvaardigd door het geloof in Zijn bloed, enz…. Nooit en te nimmer verbindt de Schrift enige prestatie van de zondaar zelf of van een ander aan dit werk van Christus! Christus is de Verlosser en een medeverlosser of medeverlosseres bestaat er niet!

Wat de nadering tot God betreft is Jezus de enige door wie we tot God naderen: Niemand komt tot de Vader dan door Mij. Hij is niet een weg, maar de weg. En Hij heeft ons geleerd dat we rechtstreeks tot de Vader mogen bidden, omdat de Vader zelf ons liefheeft. We hebben daarvoor zelfs zijn voorspraak niet nodig ‘Ik zeg niet, dat Ik de Vader voor u bidden zal, want de Vader zelf heeft u lief’.

De enige die in de hemel voor ons optreedt om te helpen wat onze wandel hier op aarde betreft is Jezus Christus. Hij is onze Hogepriester, die weet wat we nodig hebben wat onze zwakheden betreft (Hb 2:17;18: 4:14-16). Als we gezondigd hebben is Hij onze Voorspraak (1 Jh.2:1).

De enige die Goddelijke verering mogen ontvangen zijn de Vader en de Zoon. Geen mens (Hd 10: 26; 14:13-15) en geen engel (Kol 2:18; Op 19:10; 22: 8, 9) mogen die verering ontvangen.

Als Maria het kind Jezus terecht wil wijzen wordt ze zelf terecht gewezen (Lk 2:49). Als ze zich bemoeit met zijn dienstwerk, wordt ze berispt (Jh 2:4) Als men de bloedbanden van Maria met haar Zoon en van de broers met hun broer Jezus in geding brengt zegt Jezus: ‘Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broeders? … en dan wijst Hij op de enige band die iemand met Hem verbindt en dat is een geestelijke band van hen, die bekeerd zijn en de wil van God doen.

De eerste ‘Mariavereerster’ wordt terecht gewezen met de woorden: ‘Ja veeleer welgelukzalig zij, die het woord van God horen en bewaren’ Lk 11:28.en ook Maria had God als Heiland nodig (Luk.1:47).

Dus geen verering. Maar wel houden we haar in goede gedachtenis, net zoals we Maria van Bethanië in gedachtenis houden en van haar daad spreken (Mk 14:9). We gedenken haar net zoals we onze voorgangers gedenken, die hun loop geëindigd hebben (Hb 13: l7). We erkennen haar als degene die bijzonder gezegend is onder de vrouwen omdat zij uitverkoren is om de moeder van de Heer Jezus te zijn (Lk 1:28).

Wij prijzen haar daarom gelukzalig, zoals we ook vredestichters enz. gelukzalig prijzen (Zie Mt 5). We waarderen het dat ze de dienstknechten een goede raad geeft (Jh.2) maar dat heeft niets met voorspraak te doen die zij bij God of bij Jezus ten opzichte van ons zou verrichten. Diezelfde raad had ook Johannes de dienstknechten kunnen geven.

Maria heeft een bijzondere plaats omdat zij de moeder van de Heer Jezus mocht zijn, maar ze heeft noch in het werk van Christus, noch in het leven van de gelovigen een bijzondere plaats van dienstverlening of zo iets en ze mag geen goddelijke huldiging ontvangen want dan vereren we mensen en dat is afgoderij.

Leest u eens: Hd 10:25,26; 14:12-15; Op 19:10; .22: 8, 9 Deze teksten onderstrepen nog eens hoe fout de Mariaverering is.

Zie overigens ook het artikel ‘ Vereren we Maria wel genoeg’ dat in rubriek 4 van deze website is geplaatst.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies