Oudsten en opzieners

Vraag:

Zijn oudsten tevens opzieners en omgekeerd

Antwoord:

De termen ‘oudsten’ en ‘opzieners’ slaan op dezelfde persoon of wil men, dezelfde funktie. Dit blijkt namelijk als we Hd. 20:17 vergelijken met vers 28 en Tt 1: 5 met vers 7. De personen die in het ene vers als oudsten worden aangeduid, worden in het andere opzieners genoemd.

Het verschil in benaming ziet niet op een verschil in ‘ambt’ of dienst, maar geeft alleen een ander aspect ervan aan. Bij de benaming ‘oudste’ ligt het accent daarop dat het gaat om iemand die levenservaring heeft en daardoor in staat is de kudde te leiden, bij opziener ligt de nadruk op iemands kwaliteiten om toezicht te houden.

In de loop van de kerkgeschiedenis heeft men het ambt van ouderling en het ambt van opziener uitgesplitst en er twee ambten van gemaakt, namelijk dat van de ouderling of presbyter en dat van de opziener of bisschop (episcoop), waarbij deze laatste boven de ouderlingen kwam te staan. Dat is totaal tegen de Schrift.

Dat ouderlingen en diakenen een zekere leidinggevende groep vormen is niet fout, mits

a. het gaat om mensen die voldoen aan de eisen in de Schrift gegeven en ze zich in de praktijk als zodanig gekwalificeerd hebben,
b. men ze niet van onderen af met gezag bekleed door ze door de gemeente te laten benoemen, maar ze erkent op grond van hun door God gegeven kwaliteiten,
c. ze hun ambt blijvend vervullen (tenzij er ernstige kritiek op hun gedrag mocht ontstaan of ze door ouderdom, ziekte e.d. hun werk als oudste niet meer kunnen doen) en niet maar voor een termijn, die mensen opstellen. Een ouderling volgens de Schrift is en blijft ouderling.
d. ze nooit besluiten kunnen nemen die de hele gemeente aangaan zonder dat de verantwoordelijkheid van de gemeente tot zijn recht komt. De ‘kerkeraad’ of ‘oudstenraad’ mag nooit een onaantastbaar college worden, dat zelfstandig opereert.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies