Vraag:
Past de leer van de reïncarnatie die we vinden in allerlei godsdiensten van het hindoeïsme tot in het jodendom in het christelijk geloof? Er waren toch immers joden, die meenden dat Jezus Elia was?
Antwoord:
De leer van de reïncarnatie houdt in, dat de ziel een zelfstandige eenheid is. Deze ziel zou dan een vóórbestaan hebben gehad en bij de bevruchting, tijdens de embryonale toestand of bij de geboorte, in de cel of in het lichaam ingeplant worden. Het lichaam wordt van mindere waarde geacht. Het is te beschouwen als een soort kooi voor de geest of de ziel. Een mens zou dus meerdere lichamen gehad kunnen hebben.
Deze leer vinden we bijv. bij Plato en treffen we ook aan in oosterse godsdienstige filosofieën, echter niet in het orthodoxe jodendom en evenmin in het christendom.
Volgens de bijbel hoort het lichaam bij de mens. Weliswaar kan de mens zonder lichaam bestaan, maar dat is de abnormale doodstoestand, die door de zondeval veroorzaakt is (vgl. Mt 10: 28). Als het lichaam van Stefanus begraven wordt, staat ervan: ‘Godvrezende mannen nu droegen Stefanus ten grave’. Het lichaam hoort bij de persoon. In de dag van de opstanding wordt dat lichaam van de mens opgewekt (zie 1 Ko 15).
Met de uitdrukking dat Christus Elia zou zijn of Johannes de Doper, Jeremia of een van de profeten (Mt 16:13,14), doelen de Joden niet op reïncarnatie. Ze bedoelen ermee dat Jezus de opgestane Elia, Jeremia of een of andere profeet zou zijn, vgl. Mt 14:1, 2.