Betreft: Verbond met Abraham (Mt. 3:8)
Vraag:
(a) Heeft God niet een éénzijdig verbond met Israël gesloten?
(b) Wat betekent de belofte Abraham en zijn zaad?
(c) Als God een bedekking op de Joden heeft gelegd in hoever zijn ze dan nog verantwoordelijk? (d) Als die bedekking niet op alle Joden ligt, wat is dan het criterium?
(e) Zijn christenen ook Abrahams zaad?
Antwoord:
(a) Een eenzijdig verbond betekent dat alles van de ene partij uitgaat, die zich tot bepaalde dingen verbindt. Er worden aan de ander geen voorwaarden gesteld. Zo’n onvoorwaardelijk verbond sloot God met Abraham. We kunnen dan ook van het verstrekken van een belofte spreken. Aan het verbond dat God met Israël sloot bij de Sinaï waren wel voorwaarden verbonden. Het was dus niet eenzijdig of onvoorwaardelijk.
(b) Het woord ‘zaad’ slaat op nageslacht. De belofte gold voor Abraham en zijn nageslacht, maar in diepste zin ziet het woord ‘zaad’ op Jezus Christus (Gl 3:16), en dus op hen die met Christus verbonden zijn.
(c1) Met deze zaak is het net als met de uitverkiezing. Er is een uitverkiezing, maar toch blijft ieder verantwoordelijk zich te bekeren. Zo is er een bedekking, ofwel verharding over Israël gekomen (Rm 11: 25) maar dat sluit niet uit dat de Joden zelf zich verharden en de bedekking over zich heen halen. Als in Ri 13: 4 gesproken wordt over een beschikking des Heren, betekent dat niet, dat Simson niet volledig verantwoordelijk was voor zijn daden. Hoe dat werkt weten we niet, we moeten het aannemen omdat de Schrift ons dat duidelijk maakt.
(c2) Uit het voorgaande volgt al dat het criterium moeilijk aan te geven is. Van de kant van de Joden is het criterium of zij zich willen bekeren.
(d) Christenen zijn niet letterlijk zaad van Abraham,maar wel geestelijk zaad. Abraham werd gerechtvaardigd op grond van geloof. Allen die geloven zijn geestelijke kinderen van Abraham en ontvangen de zegen die aan hem beloofd is. De belofte ‘in u zullen alle volken der aarde gezegend worden’ komt de gelovigen toe. Wij worden met de gelovige Abraham gezegend en ontvangen de rechtvaardiging net zoals hij die ontving en hebben gemeenschap met God (Gn 15: 6; Gl 3: 6-9)
N.B. Aan het verbond met Abraham waren ook beloften verbonden voor zijn nageslacht hier op aarde (Gn 17). Deze landbeloften blijven voor Israël gelden, maar worden pas werkelijk verwezenlijkt voor die letterlijke zonen van Abraham die ook geestelijke zonen zijn geworden. Ze gelden het gelovig Israël in de toekomst