Vraag:
Volgt uit Hosea 12:4a dat men kan zondigen voor zijn geboorte?
Antwoord:
Uit Jh 9:2 blijkt dat de discipelen geloofden dat iemand voor zijn geboorte kon zondigen. Zij meenden namelijk dat ziekte altijd een vergelding voor zonde was.
De Heer wijst de gedachte dat dit kind voor de geboorte zou hebben gezondigd af. De vraag is of hij ook de opvatting dat een kind voor zijn geboorte zou kunnen zondigen afwijst. Je zou kunnen concluderen dat Hij dat niet doet want hij geeft als antwoord: “Noch deze heeft gezondigd, noch zijn ouders”. Maar is die conclusie wel steekhoudend, want kunnen we hier redelijkerwijs verwachten dat de Heer dat probleem hier bestrijden zou.
Een discussie hierover zou immers juist de aandacht kunnen afleiden van het doel dat de Heer aangeeft voor deze blindheid, namelijk dat de werken van God in deze man zouden worden geopenbaard.
De Joden baseerden deze mogelijkheid o.a. op Ps 58:4 waar staat dat de goddelozen van hun geboorte afvallig zijn. Met die uitspraak geeft David echter de totale verdorvenheid van de goddelozen aan.
Dat kinderen voor de geboorte zouden kunnen zondigen lijkt niet erg aannemelijk, maar daarmee is de vraag over Hs 12:4 echter nog niet beantwoord
Die tekst luidt in de NBG vertaling dat Jacob zijn broeder ‘bedroog” in de moederschoot. De NBV geeft dit weer met ‘In de moederschoot heeft hij zijn broeder beetgenomen’ . Dat kan letterlijk zien op het beethouden van de hiel (zie Gn 25:26), maar kan ook figuurlijk opgevat worden als beetnemen, voor de gek houden.
In de Korte Verklaring geeft Ridderbos deze weergave: ‘ In de moederschoot heeft hij zijns broeders hiel gehouden”. Dan is de idee van ‘bedriegen’ weggevallen en kunnen we ook niet spreken van welbewust zondigen.
Een andere mogelijkheid is om hier het begrip ‘bedriegen figuurlijk te nemen. Het vasthouden van de hiel is dan als het ware Ezau te pakken te nemen.
Al met al behoeven we de tekst dus niet zo op te vatten dat deze de gedachte bevat dat kinderen in de moederschoot zouden kunnen zondigen.