Waarmee Efraïm vergeleken wordt in Hosea
1 Met een koek die niet is omgekeerd. Een misbaksel, geen afzondering 7:8
2 Met een onnozele duif. Ze zoeken niet de hulp van God, maar van vreemde volken 7:11
3 Ze zijn minder dan een wilde ezel, ze reiken minnegeschenken uit 8:9
4 Met een weelderige wijnstok…hoe meer vrucht, hoe meer altaren (voor afgoden) 10:1
5 Ze zijn ‘Kanaän’ een bedriegelijke handelaar, een afperser 12:8.