1 Zonde verhardt de mens (Hb 3:13), zodat zijn geweten niet meer funktioneert. Je ziet dat bijvoorbeeld bij Izébel;
2 Zonde bedriegtde mens (Hb 3:13). Zijn zicht op de werkelijkheid wordt verduisterd. Je ziet dat bij Jerobeam die meent met zijn gouden kalveren het hart van de Israëlieten af te houden van het gaan naar Jeruzalem (1 Kn 12:26). Ten dele werkt dat, maar zijn daad brengt vele priesters en levieten er juist toe naar het tweestammenrijk te trekken (2 Kr 11:13-17);
3 Door zonde komt de mens in verwarring en in slavernij (Hd 8:23). Men komt niet meer uit de problemen en raakt verslaafd aan zaken die de mens tiranniseren;
4 De zonde heeft een onontkoombaar gevolg (Nm 32:23). De gevolgen van de zonde blijven je op de hielen zitten en storten je tenslotte in het ongeluk. Je ziet dat vervuld in Sodom en Gomorra (Jd:7). Zonde brengt tucht van de Heer met zich mee (Lv 26:18). Je ziet dat ook bij Hofni en Pinehas (1 Sm 2:17, 34). Het uiteindelijk gevolg van de zonde is de dood en dat niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk (Ef 2:1) en tenslotte voor eeuwig (Rm 6:23);
5 Zonde brengt schande met zich mee. Dat geldt voor ieder persoonlijk, maar ook voor hele volken (Sp 14:34)
Gelukkig heeft God een oplossing voor het zondeprobleem. Hij zond zijn Zoon, die voor ons op het kruis de zonden droeg en tot zonde werd gemaakt (1 Pt 2:21-25; 2 Ko 5:21). Voor ieder die zich tot God bekeert en zijn zonden belijdt, geldt dat God hem zijn zonden vergeeft. Hij stelt ieder die gelooft op de weg van het leven. Hij maakt hem geestelijk levend en stelt hem de eeuwige heerlijkheid in het vooruitzicht (Ef 2:5; Jh 3:16, Rm 6:22)