I Wat hij deed
1 Hij keek. ‘Hij sloeg zijn ogen op”. Begeerte van de ogen begint te werken Gen 13:10
2 Hij koos. ‘Hij koos de streek van de Jordaan Gen 13:11
3 Hij trok naar het Oosten Gen 13:11
4 Hij vestigde zich in de ‘Streek’ en sloeg zijn tenten op bij Sodom Gen 13:12
5 Hij woonde te Sodom Gen 14:12
6 Lot zat in de poort te Sodom. Had de positie vanm regeerder? Gen 19:1
7 Hij talmde om de stad te verlaten Gen 19:16
II Wat Lot kwijt was of kwijt raakte
1 Zijn respect bij zijn a.s. schoon zonen Gen 19:14
2 Zijn vrouw die zich omkeerde en een zoutpilaar werd. Gen 19:26
3 Zijn bezit. Woonde eerst nog in Zoar, later op het gebergte Gen 19:29,30
4 Zijn fatsoen. Hij liet zich dronken voeren en had seks met zijn dochters Gen 19:31-35