1 Zij die genodigd zijn voor de bruiloft van de zoon van de koning
- het volk Israël > vs 2 en 4
2 Zij die op de uitnodiging niet ingingen
- gingen naar hun eigen bezigheden
- daarvan waren er die de slaven mishandelden en doodden. Leiders van het volk c.s.
- die moordenaars werden gedood en hun stad in brand gestoken >? val Jeruzalem in 70 n Chr. vs 6 en 7
3 De mensen ‘van de straat’
- zij die niet genodigd waren > kan zien op de volken
- bozen en goeden vs 9 en 10
4 De man zonder bruiloftskleed > vond zichzelf goed genoeg vs 11
- wordt gegrepen en in buitenste duisternis geworpen vs 13
“Velen geroepen, weinigen uitverkoren”