Van deze vrouw waarover we lezen in Lk 7:38-50) kunnen we het een en ander leren.
Wie was ze?
Ze was een zondares. Dat beduidt dat ze in zedelijk opzicht in de fout was gegaan en voorheen in zonde leefde. Al zijn wij niet in dezelfde zonde gevallen zijn, ook we zijn allen zonder uitzondering zondaars(Rm 3:23;5:12);
Waar ze heenging
Naar het huis van de farizeeër waar Jezus was. Dat hield in dat ze opmerkzaam is geweest en dat ze zich in het huis begaf van iemand die haar niet gunstig gezind was. Ze liet zich daardoor echter niet afschrikken;
Hoe haar houding was
Ze nam plaats aan de voeten van de Heer. Dat was een plaats van nederigheid, maar ook een plaats van zegen;
Wat ze deed
Ze weende en maakte zijn voeten nat met haar tranen. Was dat vanwege haar zonde die ze besefte of vanwege de liefde die ze voor de Heiland had vanwege zijn vergeving?
Ze kuste zijn voeten innig. Dat spreekt van haar toegenegenheid.
Ze balsemde zijn voeten Dat getuigt van verering van de Heiland;
Wat ze ontvangen had / heeft
Vergeving van zonden. Uit de woorden ‘ze heeft veel liefgehad’ mogen we opmaken dat de vrouw zich al bewust was van de vergeving van haar zonden. De Heer bevestigt haar dat haar zonden vergeven zijn;
Ze was behouden
Dat was ze niet op grond van haar daden, maar op grond van geloof . Ze ging heen in vrede;
Dit alles mag ook gelden voor elke zondaar die zich tot God bekeert en Jezus Christus als Heiland aangenomen heeft. Geweldig is dat!