B1 LES 13 – Het getuigenis over het Nieuwe Testament

De uitspraken van het Nieuwe Testament laten er geen twijfel over bestaan dat het Oude Testament, de Schrift of de Schriften genoemd, voor Jezus Christus en de apostelen het absolute Woord van God was. Maar hoe staat het nu met het Nieuwe Testament? Daarvoor geldt precies hetzelfde. In deze les gaan we na welk getuigenis het Nieuwe Testament over zichzelf geeft.

01) In 1 Timotheüs 5:18 haalt Paulus twee teksten aan, namelijk: ‘……’en; ‘……’. De eerste tekst is een aanhaling uit Deuteronium 25 vers ……

02) Maar nu de tweede tekst: ‘De arbeider is zijn loon waardig’. Deze uitspraak zult u tevergeefs in het Oude Testament zoeken. U vindt hem echter wel in Lukas 10 vers …… Beide teksten worden door Paulus in 1 Timotheüs 5:18 ingeleid met de uitspraak: ‘Immers (of: want) …… zegt’. Daaruit valt af te leiden dat het evangelie naar Lukas al geschreven was toen Paulus in Rome gevangen zat en dat Paulus dit evangelie net als het boek Deuteronomium tot de Schrift rekent!

03) Dat Paulus het woord dat hij predikt, als het Woord van God betitelt, hebben we al gezien. U herinnert zich nog wel 1 Thessalonika 2:13 en 1 Korinthe 2:13. Hoe staat het echter met de brieven, die hij heeft geschreven? Hierover bezitten we twee belangrijke uitspraken, te weten: één van hemzelf en één van Petrus. In Romeinen 16: 25 schrijft Paulus, dat zijn evangelie en de prediking van Jezus als een geheimenis eeuwenlang …… is, maar thans geopenbaard en door …… bekend gemaakt is. Hieruit blijkt dat de brieven en de evangeliën, voor zover toen al geschreven, net als de boeken van het Oude Testament tot de Schriften behoren.

04) Sterk sprekend is het getuigenis dat Petrus over de Schriften van Paulus geeft. In 2 Petrus 3:15 vermaant hij de gelovigen acht te geven op de lankmoedigheid van onze Heer, zoals ook onze geliefde broeder Paulus naar …… evenals in alle …… Vervolgens zegt Petrus dat sommige gedeelten van de brieven van Paulus moeilijk te verstaan zijn en dat onvaste en onwetende lieden die verdraaien tot hun eigen verderf, zoals ze ook doen met ‘……’. Hieruit blijkt duidelijk dat Petrus de brieven van Paulus tot de Schriften rekent, en ze dus op één lijn stelt met de boeken van het Oude Testament.

05) Nu zitten we nog met het volgende probleem: Hoe kwamen de Joden ertoe om de …… boeken van het Oude Testament tot ‘Schrift’ te rekenen? Hoe kwam Paulus ertoe om dit te doen met het evangelie naar …… en Petrus om hetzelfde te doen met de brieven van ……? Ook rijst de vraag op wiens gezag het evangelie naar Mattheüs, dat naar Marcus, de brieven van Johannes, het boek de Openbaring, enz., erbij is gerekend?

06) In feite zitten we hier met hetzelfde vraagstuk als het volk Israël in het verleden. Hoe wist Israël of een profeet werkelijk een profeet des Heren was en het Woord van God sprak of niet? Deze vraag leest u in Deuteronomium 18: 21. Volgens vers 22 moest dan het woord van die profeet ……

07) De inhoud van de boodschap moet dus waar zijn. Op grond daarvan werd ook erkend dat iemand een profeet des Heren was en had zijn woord voortaan gezag. Een prachtig voorbeeld hiervan hebben we in Samuël. Wat wordt er van hem getuigd in 1 Samuël 3:19? …… Wat is het resultaat? Dat geheel Israël van Dan tot Berseba tot de erkenning kwam, dat …… Dus niet Israël maakte Samuël tot profeet, ook niet: Israël maakte uit dat Samuël profeet was, maar: Israël erkende wat God gewerkt had en waartoe Hij Samuël geroepen had.

N.B. De term ‘ambt van profeet’ in de N.B.G.-vertaling is wel erg ongelukkig. Het Hebreeuwse woord dat men met ‘ambt’ kan weergeven (zie 1 Kronieken 6: 32 en 33), ontbreekt in 1 Samuël 3: 20 namelijk!

08) Zo is het ook met de Bijbel. Wij, mensen, maken niet uit welke boeken tot de Bijbel behoren, dat maakt …… uit. En God zelf heeft de gemeente ervan overtuigd, welke boeken bij de Bijbel horen en welke niet. De 66 boeken van de Bijbel noemen we ‘canonieke’ boeken en we spreken van de canon van de Schrift. Het woord ‘canon’ betekent: ‘regel’. Die boeken vormen dus de …… voor ons geloof en voor ons leven.

09) Daarnaast zijn er boeken met godsdienstige inhoud, die wel interessant zijn om te lezen, maar waarvan God de overtuiging heeft gewerkt, dat ze niet tot de Schrift horen. Zulke geschriften noemen we …… boeken. Dat woord betekende oorspronkelijk ‘verborgen’, maar kreeg de zin van ‘onecht’ of ‘ondergeschoven’. Bekende apocriefe boeken zijn: de boeken van de Maccabeeën, het boek Tobias en het boek Judith.

10) In de Schrift komt regelmatig de vermaning voor, aan het Woord dat God laat spreken, niet af te doen en niet toe te doen. De eerste keer lezen we het met betrekking tot de wet in Deuteronomium 4 vers ……; evenzo in Deuteronomium 12: 32: ‘gij zult daaraan ……’. Jeremia krijgt eveneens de opdracht niets van de profetie af te doen. Waar moest hij die profetie uitspreken? (Jeremia 26: 2) …… Welk vers uit Spreuken 30 zegt, dat we niet aan de woorden van God mogen toedoen? Vers …… Tenslotte besluit de Bijbel in het boek de Openbaring met eenzelfde ernstige vermaning, nl. Openbaring 22 vers …… en ……

Laten we dan aan de Bijbel vasthouden zonder er iets in te schrappen of er iets bij te voegen.

Antwoorden

  1. Gij zult een dorsende os niet muilbanden; De arbeider is zijn loon waard; 4
  2. 7; de Schrift
  3. verzwegen; profetische schriften
  4. de hem gegeven wijsheid u geschreven heeft; brieven, wanneer hij over deze dingen spreekt; de overige schriften
  5. 39; Lucas (vr. 2); Paulus (vr. 4)
  6. vervuld worden en uitkomen
  7. Samuël nu groeide op, en de Here was met hem en liet geen van zijn woorden ter aarde vallen; aan Samuël door de Here het ambt van profeet was toevertrouwd.
  8. God; regel
  9. apocriefe
  10. 2; niet toedoen, noch daarvan afdoen; in de voorhof van het huis des Heren; 6; 18; 19

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies