Drie ‘soorten’ geloof:
a. Het christelijk geloof; de christelijke geloofsleer;
b. Het persoonlijk, zaligmakend geloof;
c. De gave van geloof.
a. De geloofsleer
Judas :2 In deze tekst spreekt Judas over het geloof eenmaal aan de heiligen overgeleverd. Dit is de geloofsleer. Die leer kun je nl overleveren. Met b en c is dat niet mogelijk.
1 Jh 1: 1-4 “wat wij gehoord hebben, wat wij gezien hebben, verkondigen wij ook u”, etc.
De geloofsleer spreekt van de grote daden van God vanaf schepping tot herschepping met in het middelpunt Gods openbaring in Jezus Christus.
b. Het persoonlijk, zaligmakend geloof
Deze geloofsleer vraagt om persoonlijk geloof d.w.z. een aanvaarden met het hart. Op de bijbelstand in Leeuwarden zei een vrouw: ”Ja, je moet het maar geloven”. Een van onze medewerkers, br. S.Streuper, reageerde met “Juist, mevrouw u moet het geloven”.
Nu geldt op dit vlak dat geloven en geloven twee is. Sommigen geloven als een soort verstandelijke overtuiging of omdat ze wat gezien of ervaren hebben. Anderen geloven omdat ze het bij de opvoeding als het ware met de paplepel mee naar binnen gekregen hebben of omdat hun gevoel erdoor is aangesproken.
Men spreekt in dat opzicht wel van Jh 8:31; 2:23 1) een verstandsgeloof; 2) een tekengeloof; 3) een historisch geloof; 4) een gevoelsgeloof
Aanraken De uitdrukking dat geloven en geloven twee is kan verduidelijkt worden met te wijzen op Mk 5: 25-35 en te stellen dat “aanraken en aanraken twee is”. Er waren immers veel mensen die de Heer aanraakten, maar waarbij er niets gebeurde, de zieke vrouw echter raakte de Heer aan in de overtuiging dat ze daardoor gezond zou worden en ze werd genezen. Daartoe ging er echter kracht van de Heer uit!
Jh 1:12,13 Tegenover een oppervlakkig geloof staat een echt, waarachtig geloof, waarbij men zich voor Jh 3:16 zijn eeuwig behoud aan Jezus Christus toevertrouwt. Zo’n geloof geeft zekerheid.
Hb 11:1; 10:22 – Het verschil tussen geloven en geloven komt ook heel duidelijk uit in de uitspraak van de Jh 8:31 Heer tot de Joden die in Hem “geloofden” dat als ze in zijn woord bleven ze werkelijk discipelen van Hem zouden zijn. Je hebt dus schijndiscipelen en echte discipelen.
Zo heb je wat we noemen “naamchristenen” die het alleen in naam zijn en echte christenen Jh 1:12 die werkelijk wedergeboren zijn
Echt geloof Voor echt geloof is nodig dat men aanvaardt dat God werkelijk bestaat en dat Hij een Hb 11:6 beloner is van hen die Hem zoeken. Het komt er dan op neer dat men zijn schuld als zondaar voor God erkent en dat men gelooft in het redmiddel dat God gegeven heeft, namelijk Zijn Zoon Jezus Christus die voor zondaars stierf op het kruis van Golgotha.
Jh 5:24 Wie zo in de Heer Jezus gelooft komt niet in het oordeel, maar heeft het eeuwige leven!
c De genadegave van geloof
1 Ko 12:9 Over dit aspect, namelijk geloof als een genadegave spreekt Paulus in de brief aan de Korinthiërs. Het betreft dan de gave van geloofsvertrouwen, dat betreft – om zo te spreken – 1 Ko 13:2b een geloof dat bergen verzet. Het verband maakt duidelijk dat het om een aparte gave gaat. Naar zo’n geloof mogen we ons uitstrekken net als naar andere genadegaven.