I Zijn vermogen om te redden
“Hij kan volledig behouden wie door Hem tot God naderen” Hb 7:25
Wat deed hij daarvoor?
1 Hij stierf voor ons Rm 5:8
2 Hij leeft altijd om voor ons tussenbeide treden Hb 7:25
3 Hij heeft ‘mij’ lief en heeft Zich voor ‘mij’ overgegeven Gl 2:20
Hij heeft ‘ons’ lief en heeft Zich voor’ons’ overgegeven Ef 5:2
Hij heeft de ‘Gemeente’ lief en Zich voor ‘haar’ overgegeven Ef 5:25
II De uitgebreidheid van de redding
1 Hij kan volledig behouden Hb 7:25
2 Hij behoud van de zondemachten van de zondedaden Rm 6:10-14
Hij is tot zonde voor ons gemaakt 2 Ko 5:21
Hij heeft onze zonden gedragen in zijn Lichaam 1 Pt 2:21-25
3 Hij heeft de slavernij van de satan teniet gedaan Hb 2:14,15
4 Hij redt van de toekomstige toorn 1 Th 1:10
III Wie redt Hij?
1 Allen die komen Hb 7:25
2 Wie zijn dat? Zij die veraf zijn > de volken Js 57:19; Ef 2:17
Zij die nabij zijn > de Joden idem
3 Hoe moeten ze komen? > Juist zoals ze zijn Mt 22:9,10
4 Wanneer moeten ze komen > Nu Js 1:18
5 Wat moeten ze aanvaarden? > het bruiloftskleed Mt 22:11,12