Efeziërs 4
1) Wandelen… hoe?: Waardig de roeping
met zachtmoedigheid, lankmoedigheid, liefde
bewaren eenheid van de Geest – 7 aspecten in 3 groepen.
2) Genadegaven: Wie gaf ze en wanneer?
Welke gaf Hij en met welk doel?
Om de heiligen te volmaken.
Voor het werk van de bediening.
Voor de opbouw van het lichaam v. Christus
totdat … eenheid van het geloof.
Volwassen man opdat … niet meer onmondig, hen een weer waarheid vasthouden in liefde opgroeien tot het hoofd Christus
door Hem samengevoegd verbonden door gewrichten
elk deel bewerkt de groei.
3) Niet wandelen als de volken:
IJdel van gemoed.
Verduisterd verstand.
Vervreemd van leven Gods (onwetendheid, verharding).
Afgestompt in gevoelens (losbandigheid).
4) Zo Christus niet geleerd: Gij geheel anders
de waarheid in Jezus is (Waarom naam Jezus? Ziet op zijn leven).
Oude mens afgelegd – nieuwe mens aangedaan.
Leg daarom af…
Leugen – waarheid – naaste – leden van elkaar
toornig – zondigt niet – zon niet onder – duivel geen voet.
Niet meer stelen – werken – meedelen.
Geen vuil woord – een woord dat sticht – genade geeft.
Bedroeft HG niet – verzegeld – dag van de verlossing.
Bitterheid, granschap enz wegdoen.
Wat is contrast?
Goedertieren, medelijden, vergevend – God – u vergeven.
Wandelt in liefde – zoals Christus – u heeft liefgehad.
Geen hoererij, onreinheid, hebzucht, oneerbaarheid.
Pas op verleiding – zonen van de ongehoorzaamheid.
Geen medegenoten van hen:
Gij waart duisternis – nu licht in de Heer
vrucht van het licht – goedheid, gerechtigheid, waarheid – beproeft.
Werken der duisternis – bestraft ze – licht maakt openbaar.
Ontwaakt gij die slaapt – benut de tijd – wees vervuld met de Geest.
Het grote geheim: Christus en de Gemeente.