ALS HET TEKEN VAN DE ZOON DES MENSEN AAN DE HEMEL VERSCHIJNT (vs. 25-33)
A. Het einde van de tijden van de volken over Jeruzalem wordt ingeleid door de tekenen van vers 25 zie Openb. 6 enz. Daarna de verschijning van Christus in verband met Jeruzalem. Daar gaat het om zie Luk. 2:5, 20, 24.
B. Zijn er gedeelten die over deze verschijning spreken? Ja, zie Zach. 12-14 de verzen 12:2, 3 ‘Jeruzalem – schaal der bedwelming – voor alle volken in het rond’ ‘belegering van Jeruzalem’ ‘Jeruzalem – steen die alle moeten heffen – alle volken der aarde’ 12:9 ‘verdelgen alle volken die tegen Jeruzalem oprukken’ 14: 2 ‘alle volken trekken tegen Jeruzalem op, nemen het in, inwoners vluchten.
C. Ziet dat wel op de verschijning van de Heer Jezus? Ja, want
- Zacharia leefde na de ballingschap dus zijn profetie slaat niet op terugkeer daaruit;
- Na de tijd van de ballingschap niets gebeurt dat erop lijkt ook niet in 70 na Chr;
- Zach. 14:3-7 spreekt van Zijn verschijning om Jeruzalem te verlossen;
- Openb. 11 geeft zelfde schildering en plaatst het gebeuren in de toekomst;
- Zach. 14:8-21 spreekt over het vrederijk.
D. Luk. 21:27 ‘Dan zullen zij de Zoon des Mensen zien komen’. Zach. 12:10 ‘Geest der genade en gebeden – Zij zullen Hem aanschouwen. Zach. 13:1 ‘Bron ontsloten voor de inwoners van Jeruzalem.
E. Zach. 12:6 ‘Het bevrijde Jeruzalem blijft bestaan te Jeruzalem’. Zach 14:8, 11 ‘levende wateren, veilig gelegen. Zach. 14:16 ‘volken brengen eer aan God te Jeruzalem – stemt overeen met Openb. 21:24: ‘Koningen der aarde naar Jeruzalem’. Openb. 21:26: ‘Heerlijkheid en eer v.d. volken in haar brengen.
F. Plaats van de Gemeente in dit ‘plaatje’
Opname tot Hem – Joh. 14:1-3; 1 Thes. 4:15-18; enz.
Verschijning met hem – Zach 14:5; 1 Thes. 3:13; Openb. 17:14.