Johannes 11:1-44 – “Onze vriend Lazarus slaapt, maar Ik ga heen om hem uit de slaap te wekken”
De boodschap van de zusters “Heer, zie , hij die u liefhebt , is ziek”:
kort gebed > enkel een beroep op de liefde van de Heer voor Lazarus;
Doel van de ziekte “deze ziekte is niet tot de dood “ de dood heeft niet het laatste woord“ “de verheerlijking van God” daar gaat het om en daar loopt het op uit;
Wachten van twee dagen “toen Hij hoorde … bleef Hij nog twee dagen in de plaats waar Hij was”
geen kwestie van onbarmhartigheid. Jezus had de zusters en Lazarus lief, zo staat er;
Onze vriend dit woord getuigt van tederheid en het voelen van de band die er was;
Slaapt de Heer ziet de dood als het ware als een slaap, maar dit is geen grond voor de leer van de zieleslaap (zie Lk 16: 19-31; Fp 1:23). het is wel een bewijs van de tijdelijkheid van de dood;
Te wekken de opwekking was a.h.w. een wekken uit de slaap;
Je broer zal opstaan de realiteit van het dood-zijn dus erkend, maar Christus is “de opstanding en het leven”. Dat is ook een realiteit;
Jezus weende spreekt van verontwaardiging over het feit van de dood en een bewijs van meeleven. Laat nog eens zien dat het wachten van de Heer geen harteloosheid was;
Lazarus kom uit de man die al tot ontbinding was overgegaan kwam gezond en wel naar buiten. Dat wat de mensen aan de dode hadden gedaan was nog aanwezig, namelijk de grafdoeken.
Maakt hem los Dit had niets met de opwekking zelf te maken, daar hadden de mensen totaal geen deel in, het betrof alleen het verwijderen van wat de mensen hadden aangebracht.