Gen. 5:22, 24; 6:9
Wandelen
Wandelen – sprekend beeld – ziet op ons gedrag niet hard rennen;
Niet veel beweging maar ook geen passen op de plaats;
Niet stilstaan. Maar vooruitgaan; lijn in je gedrag; ontwikkeling.
Samen wandelen
Gaat ontmoeting aan vooraf;
Niet eind achter elkaar;
Niet stommetje spelen;
Samen genieten van omgeving en elkaars gezelschap.
Wandelen met God
Gaat ook ontmoeting aan vooraf. Adam en Eva hadden vanaf begin omgang met God Gen. 2. Contact verstoord door zondeval Gen. 3. God herstelt het contact – zoekt ze op, roept ze, bekleedt ze Gen. 3. Voorbeeld van wandel met God: Henoch, Noach Gen. 5:22, 24; Gen. 6:9. Waar wij komen moet God kunnen komen.
Wandel voor Gods aangezicht
Ander aspect: God ziet ons Gen. 17:1; 24:40; 48:15. ‘God die met mij geweest is’ Gen. 35:3.
Richtlijnen voor de wandel
Gods Woord – direct onderwijs en voorbeelden ter navolging.
Voorbeeld van Godvruchtige wandel: Jezus Christus
In mijn persoonlijke omgang met God;
In mijn gezin;
In de geloofsgeneebschap en als geloofsgemeenschap;
In wereld – op mijn werk; in de straat, enz.
Wandelen waardig
Wandel God waardig 1 Thes. 1:10;
Wandel waardig het evangelie Fil. 1:27;
Wandel waardig de Heer Kol. 1:10;
Wandel waardig der roeping Ef. 4:1;
Zie de inhoud van deze brieven die is ermee in overeenstemming.
Het eind van de wandel
Door de dood: ziende op het einde van hun wandel. Of opname als de Heer komt Joh. 14:1-3; 1 Thes. 4:15-18.