Betreft: Ko 2: 11, 12
Vraag:
1). Graag een nadere uitleg van dit vers wat de besnijdenis betreft?.
2). De besnijdenis geeft aan dat de mens uit zichzelf niets kan voortbrengen, dat voor God kan bestaan. Maar dat slaat dan toch alleen op een man, want de vrouw kan niet besneden worden.
Antwoord:
1) a. Bij de letterlijke besnijdenis werd (wordt) van het mannelijk lid het voorste vel gedeelte weggesneden. Deze ‘voorhuid’ (ofwel het hebben ervan) werd als onrein beschouwd. Symbolisch gezien stelt de voorhuid onze onreine, zondigen natuur voor.
b. Christus is op het kruis besneden, d.w.z. hij werd daar tot zonde gemaakt (2 Ko 5: 21). En Hij droeg het oordeel over onze onreine, zondige natuur. God zette om zo te zeggen daardoor het mes in ons boze zondige ‘vlees’.
c. Wij, de gelovigen, zijn daarbij in Christus besneden. Onze oude mens is met Christus ‘gekruisigd’ (Rm 6: 6). Die besnijdenis is niet zoals de Joodse besnijdenis een werk van mensenhanden. Het is een geestelijke zaak. Niet mensen, maar God heeft het gedaan.
d. Onze besnijdenis bestaat dus in ‘het afleggen van het (wegdoen) van het lichaam van het vlees’ (onze oude zondige natuur).
e. We zijn dus in de dood gebracht wat onze oude natuur betreft. Het doodvonnis is aan die oude mens voltrokken (in Christus).
Welnu, gestorven mensen moeten begraven worden. Toen Christus gestorven was werd Hij begraven. Wij zijn met Hem gestorven en wij – wat onze oude mens betreft – worden symbolisch begraven door de doop.
f. Naast deze principiële kant van het besneden zijn is er nog de praktische kant. Als de zondaar zich bekeert dan erkent hij dat het oordeel van God over Jezus Christus op het kruis zijn eigen veroordeling inhoudt. Hij erkent dat hij een boos en zondig hart heeft. Dat noemt de Schrift de besnijdenis van het hart (Rm 2: 29). De zondaar past dan de besnijdenis die Christus op het kruis heeft ondergaan op zichzelf toe en erkent de juistheid ervan.
2)De besnijdenis werd en wordt onder Israël alleen toegepast op mannen, dat is waar, maar de symbolische betekenis geldt de mens in het algemeen.
Abraham is de vader van alle gelovigen en het feit dat hij besneden werd maakt duidelijk, dat God Zijn beloften van een nageslacht niet vervulde langs een natuurlijke, vleselijke weg. Rm 4 zegt dat zowel Abraham verstorven was als Sara’s moederschoot. God verwekte leven waar dood heerste en stelde Abraham in staat een kind bij Sara te verwekken. Daartoe waren noch Abraham noch Sara uit zichzelf meer in staat.
Bedacht moet worden, dat als de Schrift spreekt over de man, de vrouw daarbij vaak als het ware ingesloten is, behalve wanneer mannen en vrouwen onderscheiden worden aangesproken. Als er b.v. sprake is van ‘broeders’ in het N.T. dan zijn de zusters daar in de meeste gevallen bij ingesloten.
N.B. Bij Afrikaanse volken kent men wel degelijk een besnijdenis van meisjes. Men neemt dan de clitoris weg. Het jongetje zal de meeste lichamelijke pijn voelen, de moeder lijdt mee door het zien dat haar kind lijdt.
Vergelijk het wegnemen van amandelen… geen pretje voor het kind en… voor de ouders!