Betreft: Ko 2: 20-23
Vraag:
Wat hier staat begrijp ik niet. Als mens sta je toch in deze wereld en moet je er toch leven met al zijn moeite en verdriet. Je moet toch dankbaar zijn voor elke dag die God je hier geeft?
Antwoord:
Er zijn genoeg schriftplaatsen te vinden, die zeggen dat we hier ons werk moeten doen. Ook zegt de Bijbel ons dat we tijdens ons verblijf op aarde met moeite en verdriet te maken zullen krijgen. We staan in de wereld hoewel we niet van de wereld zijn. In Ko 2: 20-23 gaat het echter niet om werken voor je dagelijks brood, maar om voorschriften betreffende eten en drinken met een religieuze achtergrond.
Israël had eertijds spijswetten, waarbij het bepaalde dieren niet mocht eten. Zo ook waren er heidense stromingen die de mensen allerlei godsdienstige voorschriften oplegden betreffende eten en drinken en het niet aanraken van bepaalde zaken. Op die manier probeerde men zijn heil te verwerven. Deze mensen zagen het lichaam als een soort gevangenis voor de ziel en je moest geen aandacht schenken aan het lichaam en de behoeften van je lichamelijk bestaan onderdrukken. Dit gebeurt nog in oosterse godsdiensten.
Welnu dan wend je je weer tot de ‘eerste beginselen van de wereld’ zegt Paulus. Want het jezelf willen opknappen om voor God (de goden) te willen bestaan is al in de hof van Eden begonnen toen Adam en Eva meenden dat ze met schorten van vijgebladen (werken van hun eigen hand) hun schuld konden wegdoen.