‘Ik red het wel’ zei de bijl en hij sloeg keihard op het ijzer, maar iedere slag maakte zijn scherpe kant alleen maar stomper. Eindelijk hield hij op met zijn pogingen. ‘Laat mij het maar doen’ zei de zaag en met zijn scherpe tanden werkte hij achterwaarts en voorwaarts op het oppervlak van het ijzer, totat zijn tanden verbogen of afgebroken waren en hij uitgeput neerviel. ‘Ha, ha’ lachte de hamer ‘ik wist wel dat jullie niets zouden bereiken. Ik zal jullie even laten zien hoe het moet’, maar bij zijn eerste harde klap vloog het ijzer van de steel en de ijzeren plaat lag daar nog net zo als te voren. ‘Zal ik het eens proberen’ zei het vuur. Maar ze lachten alle het vuur uit. Dat kronkelde echter om de ijzeren plaat, omarmde het als het ware en het vuur stopte niet totdat het ijzer smolt onder zijn niet te weerstane invloed.
Er zijn harten die hard genoeg zijn om de kracht van wraak, de intensiteit van vervolging, de driestheid van de trots te weerstaan, waarbij de handelwijze van zulke ‘instrumenten’ alleen maar op hun eigen hoofd neerkomt. Maar er is een kracht die sterker is dan een van deze middelen en het hart moet inderdaad wel heel hard zijn als het de kracht van liefde kan weerstaan.