Het verhaal is oud, maar bij de jongere generatie waarschijnlijk onbekend. Het betreft een zekere Felix van Nola die gezocht werd door een aantal mannen die hem naar het leven stonden. Hij verstopte zich in een hol in de rotsen. Een spin maakte een web voor de ingang en toen de moordenaars er langs liepen gingen zee er aan voorbij omdat ze dachten dat het een oud spinnenweb was en ze niet beseften dat spinnen soms razendsnel een web kunnen maken. Deze gelovige man zei later: “Waar God niet is is een muur niet veel meer dan een spinnenweb, maar waar God wel is, is een spinnenweb als een muur.
Over een muur gesproken. In een bepaalde samenkomst liet een broeder zich nogal eens horen in een toespraak. Hij sprak met handen en voeten en een beetje overdrijving was hem niet vreemd. Zo verklaarde hij met het woord van de psalmist: “Met mijn God spring ik over een muur”.
Die week ging hij samen met een broeder op bezoek bij een schipper die in Leeuwarden in de haven lag. Hij liep voorop en stapte de loopplank op. Maar na een paar stappen bukte hij zich op zijn knieën en kroop hij uit angst om in het water te vallen zo naar het schip toe. Zijn metgezel liep met de handen in de zakken achter hem aan over de loopplank en zei ironisch: “Met mijn God spring ik over een muur, maar kruip ik over een loopplank”. Felix van Nola beriep zich op wat God voor hem gedaan had en gebruikte geen hoogdravende taal. Wel een voorbeeld voor ons.