1-Corinthiers 5:6 – Zuurdeeg maakt het hele deeg zuur.
Slaat dat op een karakterisering of op een werking?
Dit is een artikel dat een antwoord geeft op opmerkingen die door iemand zijn gemaakt.
Deze persoon meent dat de uitdrukking:”Een weinig zuurdeeg maakt het hele deeg zuur” ( Kor 5:6b; Gal 5:9) niet ziet op de werking van zuurdeeg, maar op de karakterisering van het deeg waarin zich het zuurdeeg bevindt..Praktisch gezien betekent het dat wanneer in een geloofsgemeenschap kwaad optreedt de hele geloofsgemeen – schap als verontreinigd beschouwd moet worden ook al is het kwaad nog niet overal doorgedrongen.
- We zijn het eens met elkaar, dat ‘doorzuren’ een werkwoord is en dat een werkwoord een werking aangeeft. De aard en de duur van die werking hangt er van af met wat voor soort werkwoord we te doen hebben.
- Het gaat in ons geval niet om een hulpwerkwoord, dat (in bepaalde gevallen) zonder meer een kenmerk aangeeft. De zin: ‘Jan is moedig’ geeft een kenmerk van Jan aan. Zeg ik: ‘Jan treedt altijd moedig op ’ dan denk ik niet aan een bepaald geval van Jans optreden, maar aan een kenmerk van zijn optreden. Dat optreden zelf is echter een werking. en dat om de simpele reden dat optreden een werkwoord is.
- Bij ‘laster doet pijn’ denken we aan het kenmerk van laster. We hebben niet een bepaald geval voor ogen. In het Nederlands drukken we dat niet uit door een bepaalde tegenwoordige tijd te gebruiken, maar door in het algemeen en dus onbepaald over ‘laster’ en niet over ‘de laster’ te spreken. Niettemin is pijndoen een werkwoord en duidt het op een werking.
- Bij een werkwoord als ‘verteren’ zit in het werkwoord de gedachte aan een werking die tijd vraagt, verborgen.
Zeg ik: ‘Voedsel verteert in de maag’ dan geef ik een kenmerk aan. Maar let wel: dan als een kenmerk van een werking. Dat deze werking, maar niet een werking van een ogenblik is, zit besloten in de aard van het werkwoord ‘verteren’. - Dan nu naar 1 Kor. 5:6. We zijn het erover eens dat de zin ‘een weinig zuurdeeg doorzuurt het hele deeg’ niet ziet op een actuele situatie.
Als jij schrijft dat de tijdsvorm (in het Nederlands de zinsbouw) hier doelt op een kenmerk, dan is dat geen onterechte conclusie, je heb daar gelijk in. De grote vraag is echter waar dat ‘kenmerk’ op slaat. Dat is niet duidelijk uit de verf gekomen en vandaar dat er een misverstand (?)is ontstaan.
Ik heb jouw stelling opgevat als zou ‘doorzuren’ geen werking inhouden, maar enkel een kenmerk van het deeg aangeven. Vandaar dat ik reageerde met: ‘Het is geen kenmerk, het duidt op een werking (op een proces)’
Had je geschreven, dat de tijdsvorm (in het Nederlands de zinsbouw) het kenmerk van zuurdeeg aangeeft, dan was ik direct met je accoord gegaan. Maar dan had ik er meteen aan toegevoegd: ‘oké, maar dat kenmerk betreft de werking die zuurdeeg heeft.
Voor mij is een kenmerk dus niet hetzelfde als een werking of een proces, maar gaan kenmerk en proces samen in deze zin:
a. de tijdsvorm (de zinsbouw in het Nederlands) geeft aan, dat hier niet op een bepaald geval gedoeld wordt, maar dat het kenmerk van zuurdeeg aangegeven wordt.
b. Dat kenmerk betreft de werking die zuurdeeg heeft en het werkwoord ‘doorzuren’ duidt op een werking die tijd vraagt.
Hetzelfde geldt voor: ‘Kwade samensprekingen bederven goede zeden’. De tijdsvorm (zinsbouw) geeft aan dat het hier om een kenmerk gaat. Niet een kenmerk van de goede zeden, maar een kenmerk van de werking van kwade samensprekingen. Daarbij geeft het werkwoord ‘bederven’ aan dat het niet gaat om een werking van een ogenblik.
Met het bovenstaande meen ik de stelling dat zuurdeeg het deeg direct kwalificeert als verzuurd weerlegd te hebben.
Blijft nog de vraag waarom er dan van een beetje zuurdeeg gesproken wordt. Naar mijn overtuiging gebeurt dat om aan te geven dat de werking van het zuurdeeg niet afhangt van de hoeveelheid van het zuurdeeg, nee een klein beetje zuurdeeg heeft de verzurende werking al. De Korinthiërs mochten dus niet denken: Er is maar weinig kwaad bij ons dus zo erg is dat niet.