Betreft: Ef. 2:1,5
Vraag:
(a) Wat houdt ‘dood zijn in misdaden en zonden’ in?
(b) Hoe kan iemand zich bekeren als hij geestelijk dood is?
Antwoord:
(a) De Bijbel spreekt op drie manieren over dood-zijn. Er is sprake van de lichamelijke of natuurlijke dood. Dan vindt er een scheiding plaats tussen het ‘ik’ van de mens en zijn lichaam. Voor deze wereld leeft de persoon niet meer. Hij verkeert niet meer bij de levenden op aarde. Hij bestaat nog wel, maar dan in het dodenrijk (Lk 16: 19-31).
In het boek de Openbaring is sprake van de tweede dood. We kunnen die de eeuwige dood noemen. Het is een aanduiding voor ‘de poel des vuurs’, waarin de ongelovigen na het oordeel voor de grote witte troon geworpen worden( Op 20). De personen die daar verkeren bestaan gescheiden van God, het eeuwige leven bezitten ze niet, maar ze verkeren in alle eeuwigheid in de buitenste duisternis. Vreselijke situatie!
Daarnaast is er sprake van dood zijn in misdaden en zonden. We noemen dat wel de geestelijke doodstaat van de zondaar. Hij bestaat gescheiden van God. Hij heeft het leven uit God niet. Van de verloren zoon zei de vader: ‘Deze mijn zoon was dood, maar hij is levend geworden’ ( Lk 15).
Iemand die niet bekeerd is, leeft zonder persoonlijke relatie met God. Zijn verkeerde daden brengen hem in een situatie dat hij als het ware voor God niet bestaat of beter dat hij geen levende relatie met God heeft. Zo iemand kent de geestelijke strijd ook niet die de gelovige kent als het vlees in hem werkt. Nee, hij is met zichzelf tevreden en met zijn leven. Pas als hij -net als de verloren zoon in nood komt- leert hij die strijd kennen. Maar dan werkt God door Zijn Woord en Geest ook aan zijn hart.
Samenvattend:
- geestelijk dood-zijn betekent geestelijk gescheiden zijn van God,
- lichamelijke dood -zijn betekent gescheiden zijn van het leven hier op aarde,
- de tweede dood houdt in voor eeuwig naar ziel en lichaam gescheiden zijn van God.
(b) Het ‘geestelijk dood zijn voor God’ houdt niet in dat men een ‘stok en een blok’ is, zoals in bepaalde kringen wordt gezegd. De mens is niet een willoos voorwerp geworden. Nee, hij heeft een wil. Hij gebruikt die ook want hij wil heel bewust in het kwade wandelen. Zijn wil is op het kwade gericht en aan de macht van het kwaad onderworpen. Nu werkt God echter door zijn Woord en zijn Geest aan het hart van de zondaar. God roept de mens op zich te bekeren en te geloven in de Heer Jezus. Aan de ene kant is er dus het werk van God, dat alleen van Hem uitgaat, wij hebben er niet om gevraagd. Aan de andere kant is er de verantwoordelijkheid van de mens om zich te bekeren. Die twee moeten we niet tegen elkaar uitspelen, maar ze elk in hun volle waarde laten, al kunnen we ze niet met elkaar verenigen.