Betreft: Ef.4:26
Vraag:
Waar staat dat wij toornig mogen zijn,? Is de toorn van God over de zonde te vergelijken met onze toorn? In Ef 4: 26b is toch sprake van een opwelling van toorn?
Antwoord:
In het algemeen gesproken is de toorn van een mens een verkeerde zaak. Er wordt in de Bijbel dan ook in de meeste gevallen negatief over gesproken (zie Hd 5:17; Ef 4:31; Ko 3:8; 1Tm .2:8; Jk 1:19,20). Dat betekent echter niet dat toorn altijd zondig en dus verboden is. Nu staat er nergens met zoveel woorden, dat we toornig mogen zijn, maar dat je iets mag, kan soms uit de bewoordingen blijken.
In ieder geval hebben we het voorbeeld van de Heer Jezus, dat Hij de Joden in de synagoge met toorn aanzeg. Dit was heilige toorn, die gepaard ging met droefheid over hun toestand (Mk 3: 5). Welnu, de Heer Jezus is ons grote voorbeeld. Ook voor ons kan het gepast zijn om toornig te zijn over de boosheid van de mensen. Het kan zelfs een heilig moeten wezen, want anders zouden we onverschillig blijken te zijn voor de eer van God.
Dat niet alle toorn in zichzelf zondig is volgt uit het woord: ‘Geraakt gij in toorn, zondigt niet’. Anders had de toevoeging: ‘zondig niet’ geen betekenis. Het in toorn geraken zou dan al zondig zijn. De vermaning: ‘Laat de zon niet over een opwelling van toorn ondergaan’, ondersteunt deze gedachte. Als hier een zondige toorn bedoeld was, dan zou die zonde direct veroordeeld en beleden moeten worden. je mag een zonde toch niet een dag lang koesteren? Dit voorschrift krijgt zijn inhoud doordat de aard van de toorn door die te koesteren verandert en zondig wordt?!
De nieuwe vertaling van het NBG heeft inderdaad staan ‘een opwelling van toorn’ en dan denken wij eerder aan iets negatiefs dan aan een positieve vorm van boos zijn. Maar dat hoeft niet per se. Bovendien hebben andere vertalingen het woord ‘opwelling’ niet.