Betreft: Ef 5: 25, 26
Vraag:
(1)Is met het waterbad de doop bedoeld? In dit vers gaat het toch niet om bekering?
(2)Is het Woord nu het waterbad of ziet het waterbad op de doop en volgt daarna de werking van het Woord.
Antwoord:
Veel christenen zijn geneigd om bij de term ‘water’ te denken aan de doop. Zo is in Jh 3:5 sprake van wedergeboren worden door water en geest en heel veel uitleggers verbinden dat met het water van de doop. Men vergeet dan dat in Jh 4:10,14 en 7:37-39 ook over water gesproken wordt, maar dat daar beslist niet aan gewoon water (in dit geval doopwater) gedacht kan worden. Het woord ‘water’ heeft in de Bijbel namelijk vaak een figuurlijke betekenis
Dat blijkt al uit de genoemde teksten in Jh 4 en 7. Maar er is meer van te zeggen. We bekijken daartoe twee andere teksten die over wedergeboren worden of wat daarmee verband houdt, spreken te weten: 1 Pt 1:23 en Jk 1:18 Deze beide verzen laten zien, dat voor het wedergeboren worden de werking van het woord noodzakelijk is. Op grond daarvan is er al alle reden om het begrip water in Jh 3 symbolisch te nemen en het te zien als een aanduiding voor het woord van God.
Het is trouwens zeer onaannemelijk dat voor een zo in-geestelijk proces als wedergeboren-worden een uiterlijke handeling als de doop noodzakelijk zou zijn.
Maar terug naar de vraag en wel te beginnen met het laatste punt. Het gaat in dit vers inderdaad niet om de bekering. Als dat wel het geval zou zijn, was er enige reden om bij ‘water’ aan de doop te denken.
In Ef. 5 kan echter helemaal niet aan de doop gedacht worden. Ten eerste gaat het niet om individuen, personen, maar om de gemeente als totaal en van een doop van de gemeente is in de Schrift geen sprake. Sterker echter is een tweede punt, namelijk dat het reinigen in vers 26 niet ziet op een eenmalige zaak maar op iets dat de Heer voortdurend doet.
Christus reinigt zijn gemeente steeds, totdat Hij haar zonder vlek of rimpel aan zichzelf voorstelt. We hebben hier drie dingen:
a. dat wat de Heer eenmaal (in het verleden) gedaan heeft – Zichzelf voor de Gemeente overgeven (nl. op het kruis)
b. dat wat de Heer bij voortduring doet (in het heden) – de Gemeente reinigen.
c. dat wat Hij doen zal (in de toekomst) – de Gemeente zonder vlek of rimpel voor zich stellen.
Bovendien wordt in dit vers een verbinding tussen waterbad en woord gelegd. Dat wordt in de vertalingen niet altijd precies gelijk aangegeven, maar het verband is er wel. Zie de volgende weergaven:
‘door de wassing met water door (het) woord’ (Statenvertaling, Voorhoeve-telos-vertaling)
‘door het bad des waters in (het) woord. (S. Greijdanus)’.
‘door het waterbad met het woord’.
Groot Nieuws heeft ‘door het waterbad en het woord’ Daarbij is van het middel dus geen sprake.
Er is nog een argument aan te voeren dat we in Ef 5:25 onder ‘water’ het ‘woord’ moeten verstaan. Dit gedeelte staat namelijk in nauw verband met de les van de voetwassing. (Jh 13). Als Petrus weigert zich aan die behandeling te onderwerpen, zegt de Heer: ‘Als ik u niet was hebt gij geen deel aan (of: met) Mij’.
Daar slaat het wassen uiteraard niet op de doop. Petrus was al een gelovige en het gaat nu om het praktisch deel hebben aan of liever: met Christus. Daarvoor was een reiniging nodig. Reiniging van de voeten: dat ziet op de wandel.
Petrus slaat na het antwoord van de Heer door naar het ander uiterste en wil ook zijn handen en zijn hoofd gewassen hebben. De Heer geeft daarop ten antwoord: ‘Wie gebaad heeft, behoeft zich alleen de voeten te laten wassen, want hij is geheel rein; en gijlieden zijt rein, doch niet allen’
(vs. 10). Ze zijn dus eens geheel gewassen. Dat ziet op het feit, dat ze het woord van God aangenomen hebben en in Christus zijn gaan geloven. Dit slaat dus op hun bekering en geloof in Christus, die door het woord tot stand gekomen is. Dat we hierbij niet aan de doop te denken hebben, laat zich ook hieruit afleiden, dat in de Schrift nooit over de doop van de discipelen gesproken wordt.
Het blijkt ook uit de woorden ‘gij zijt niet allen rein’ die op Judas slaan. De Heer wil daarmee niet zeggen, dat Judas onrein is omdat hij niet is gedoopt, maar omdat hij niet gelooft.
Voegen we hierbij Jh 15:3 ‘Gij zijt nu rein om het woord dat ik tot u gesproken heb’, dan hebben we argumenten te over om bij ‘water’ in Ef 5: 26,2 7 aan het woord te denken.
(2) In de vertalingen wordt aangegeven dat er een verband bestaat tussen ‘water’ en ‘woord’. Dit komt ook hierin naar voren, dat voor ‘woord’ het lidwoord ontbreekt, daardoor kan de zin moeilijk gelezen worden alsof er twee middelen zijn waardoor de reiniging tot stand komt, te weten eerst het water en daarna het woord. Daar komt bij, dat er twee verschillende voorzetsels worden gebruikt, terwijl ook het voegwoord ‘en’ ontbreekt.