In het blad CHRISTENEN IN CONTACT jrg 3, nummer 1, staat op blz. 3 een artikel met het opschrift Evangelischen ieder jaar aantrekkelijker. Daarin wordt weergegeven met verwijzing naar het Reformatorisch dagblad dat het aantal kerkleden van orthodox-protestantse kerken dat zich aansluit bij evangelische geloofsgemeenschappen de laatste tien jaar alleen maar is toegenomen.
Het bevat aan het slot een commentaar van dr. J.W. Maris die als volgt reageert:
“Wanneer mensen uit de reformatorische kerken zich laten overdopen, berust dat voor een belangrijk deel op een gebrekkig zicht op wat het genadeverbond inhoudt”. “Tegelijk zeg ik : Hoe komt dit? Ik denk dat hier opnieuw een aanleiding ligt voor de reformatorische kerken om in de evangelische spiegel te kijken . Blijkbaar is het zo dat deze kerken onvoldoende in staat zijn om de rijke erfenis van de Reformatie, van het Evangelie van de Heere Jezus Christus, van zonde en genade, aan mensen over te dragen. Dat vind ik iets om bezorgd over te zijn”.
Naar mijn overtuiging is er geen reden om hier bezorgd over te zijn , maar denk ik dat men in het evangelisch gedachtegoed dingen gevonden heeft die men bijbelser vindt dan in het reformatorisch gedachte goed. Onder anderen een veel bijbelser opvatting over de doop dan door de reformatie naar voren is gebracht. Men heeft namelijk leren inzien dat de leer dat de doop in plaats van de besnijdenis is gekomen met geen mogelijkheid bijbels is te verantwoorden.