Betreft: Ea 2: 43 en Ne.11: 21
Vraag:
In deze verzen is sprake van tempelhorigen. Wat zijn dat?
Antwoord:
In het Hebreeuws staat hier de uitdrukking ‘nethinim’. De Statenvertalers hebben dit woord onvertaald overgenomen. Letterlijk betekent het ‘gegevenen’. Er worden krijgsgevangen mee aangeduid, die als slaven bij de tempel allerlei werk moesten verrichten. We komen deze naam tegen in: 1 Kr.9: 2; Ea 2: 43, 58, 70; 7: 7, 24 (in deze laatste tekst wordt een iets ander woord gebruikt); 8: 17, 20; Ne.3: 26, 31; 7: 46, 60, 73; 10: 28; 11: 3, 21.
Een voorschrift om van de gevangenen een aantal te nemen en die te geven aan de (hoge)priester en de Levieten, lezen we in Nm.31: 28-30. De Gibeonieten die op listige wijze Jozua overhaalden om een verbond met hen te sluiten werden ook tot zulke tempelhorigen gemaakt. Zij werden aangesteld als houthakkers en waterputters (Jz.9: 27). Uit vers 50 blijkt nog de vreemde afkomst van deze mensen, want de namen Meunim of Menuhim en Nefusim zijn volksnamen, zoals blijkt uit 1 Kr 4: 41 (Nw. vert.); 2 Kr.26: 7; 1 Kr.5: 19 (Nafis).