Betreft: Fp 2: 12
Vraag:
Ik kan mijn leven en mijn werk niet goed meer aan. ‘k Ben overspannen. Toch weet ik zeker een kind van God te zijn. Mag ik mij optrekken aan Fp 2: 12 in de zin van: ‘houd vol..ook al is het met vrezen en beven?
Antwoord:
Het is van ontzaglijk groot belang onze positie en onze praktijk te onderscheiden. Als iemand met besef van zijn zondigheid en met berouw over zijn zonden tot God gaat en gelooft in de Heer Jezus, dan is zo iemand een kind van God en hij blijft een kind van God. Hij is levend gemaakt met Christus (Ef 2: 1-5), hij is een nieuwe schepping (2 Ko 5 slotgedeelte). Het heil, het eeuwig behoud is onaantastbaar (Jh 10: 28). Dit moeten we vasthouden. Hieraan moeten we ons vastklemmen. God is getrouw. Hij heeft het gezegd en dus is het zo.
In de praktijk kan ons geloofsleven echter op en neer golven. Dat kan vanwege lichamelijke en geestelijke omstandigheden. Als iemand overwerkt is wordt ook zijn geest mat en dan staat het geloofsleven vaak ook op een laag pitje. We moeten dan uitrusten, lichamelijk fit worden, wandelen of een andere gezonde bezigheid uitoefenen. Dan komen we de inzinking hopelijk te boven.
Daarnaast mogen we ons optrekken aan Gods woord. U kunt dat inderdaad doen aan de hand van Fp 2: 12 als u bedenkt dat de behoudenis vast ligt en u die in de praktijk moet gaan uitwerken. Met ‘vrezen’ betekent niet met angst, maar met respect voor God. ‘Beven’ betekent dat u zich wilt wachten voor een verkeerde, God niet welbehaaglijke levensstijl. Inderdaad mag u de tekst zien als een oproep om vol te houden; het einddoel is zeker.