Betreft: Fp 3: 5
Vraag:
Hoe kan Paulus zeggen een Hebreeër uit de Hebreeën te zijn, hij was toch een Romein?
Antwoord:
Een Nederlander, die zich laat naturaliseren tot Duitser is wat zijn staatsburgerschap betreft Duitser, maar wat zijn afkomst betreft een Nederlander.
Zo was Paulus wat zijn afkomst betreft een volbloed Israëliet. Daarnaast had hij echter het Romeins burgerschap. Dat was een voorrecht dat men kon kopen. of dat men erfde als je vader het bezat, of dat aan een bepaalde stad of bepaald land geschonken kon worden als een soort gunstbewijs.
Paulus bezat het Romeins burgerrecht op grond van geboorte. Dat betekent dus niet dat zijn vader een geboren Italiaan of burger van Rome was, maar dat zijn vader op de een of andere manier het Romeinse burgerschap had verkregen en Paulus het door geboorte geërfd had.