Betreft: Gl 3: 8,22 en Rm 9: 17
Vraag:
Wat is het bijzondere van deze teksten?
Antwoord:
Het bijzondere van Gl 3: 8 is, dat er staat dat de Schrift aan Abraham de blijde boodschap verkondigd heeft met de woorden ‘In u zullen alle volken gezegend worden’.
Maar Abraham heeft deze woorden niet in de Schrift gelezen. De Schrift bestond namelijk nog niet in de dagen van Abraham. Het was God zelf, die tegen Abram sprak en hem deze belofte gaf. Later echter is dat schriftelijk vastgelegd door Mozes in het boek Genesis en wij kunnen het daar lezen. (Misschien heeft Mozes bij het samenstellen van het boek Genesis gebruik gemaakt van schriftelijke bronnen of mondelinge overlevering uit de tijd van de aartsvaders. Maar zelfs als er oudere schriftelijke bronnen zijn geweest dan zijn deze pas opgesteld wat Gn 12 betreft nadat God mondeling tot Abraham gesproken heeft).
Paulus spreekt echter op deze manier omdat voor hem het spreken van God en het spreken van de Schrift van dezelfde waarde is, het een heeft net zo’n gezag als het ander. (In onze tijd spreken we ook op een soortgelijke manier. We zeggen b.v. de Heer Jezus zegt in Mt zoveel vers zoveel het volgende… Welnu de Heer Jezus sprak lang voordat Mattheüs zijn evangelie schreef. We bedoelen echter te zeggen: dat en dat heeft de Heer Jezus gezegd en dat staat in Mt. zoveel vers zoveel).
In feite wordt in Gl 3: 8 de Schrift als een persoon voorgesteld (de Schrift ‘voorzag’).
Welnu het verband met de andere twee teksten berust daarop want ook daar wordt de Schrift als een persoon voorgesteld (‘de Schrift heeft alles onder de zonde besloten’, ‘de Schrift zegt tot Farao’).